direct naar inhoud van 3.6 Externe veiligheid
vastgesteld
NL.IMRO.1699.2012BV002-vg01

3.6 Externe veiligheid

Om te bepalen welke risicobronnen een invloed hebben op het verordeningsgebied, is de risicokaart geraadpleegd. De navolgende afbeelding betreft een uitsnede van deze kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2012BV002-vg01_0002.jpg"

Afbeelding 1. Uitsnede risicokaart

Op basis van de risicokaart is geconstateerd dat er risicovolle objecten in het verordeningsgebied of in de directe omgeving aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid nader moeten worden geanalyseerd. In het navolgende wordt hierop ingegaan.

Inrichtingen

Wet- en regelgeving

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden en op 13 februari 2009 een gewijzigde versie van dit besluit.

Het Bevi richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi artikel 1, lid 1, sub b en l). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens als het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen.

Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden.

Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. De 10-6-contour geldt hierbij als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.

Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico, beschreven in het Bevi (artikel 12 en 13) en in de 'Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico'.

Onderzoek

Voor het verordeningsgebied zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid van belang:

  • lpg-tankstation, Asserstraat 46;
  • gasontvangstation Norg;
  • camping Langeloërduinen.

In het zuidelijk deel van het verordeningsgebied ligt een lpg-tankstation. Deze inrichting valt onder de werkingssfeer van het Bevi. Dit tankstation heeft een risicoafstand van 45 m (PR 10-6) gemeten vanuit het vulpunt, 25 m gemeten vanuit het ondergrondse reservoir en 15 m gemeten vanuit de afleverzuil. Daarnaast bedraagt de afstand van het invloedsgebied 150 m (gemeten vanuit het vulpunt en het ondergrondse reservoir).

In het verordeningsgebied ligt tevens het gasontvangststation Norg N251. Deze inrichting valt niet onder de werking van het Bevi, maar onder de werking van het Activiteitenbesluit. Op grond van dit besluit kent deze inrichting een risicoafstand van 15 m. Het groepsrisico is in dit geval niet van toepassing.

Ten slotte is in dit onderzoek de camping Langeloërduinen meegenomen, omdat deze direct grenst aan de noordzijde van het verordeningsgebied. Deze camping beschikt over een propaantank en valt daarmee eveneens onder het Activiteitenbesluit. De inrichting legt geen planologische beperkingen op het plangebied.

Conclusie

Vanwege de planologische beperkingen die het lpg-tankstation op het verordeningsgebied legt, is de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) van het vulpunt voorzien van een planologische regeling. Binnen deze contour gelden beperkingen ten aanzien van de oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten.

Daarnaast geldt,vanwege de ligging van het verordeningsgebied in het invloedsgebied van het lpg-tankstation, de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Gelet op de conserverende aard van deze beheersverordening en het feit dat binnen het invloedsgebied geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zorgt het onderhavige plan niet voor een verhoging van het groepsrisico.

Tenslotte geldt een risicocontour voor het gasontvangststation. Binnen deze contour gelden beperkingen ten aanzien van de oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten.

Transport gevaarlijke stoffen

Wet- en regelgeving

Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).

De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

De circulaire wordt gedurende de looptijd van deze beheersverordening vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.

Onderzoek

De dichtstbijzijnde wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zijn de snelweg A28 en de spoorlijn Assen-Groningen. Deze liggen op respectievelijk 8 km en 10 km.

Overige wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, waaronder waterwegen en provinciale wegen, zijn niet aanwezig in de nabijheid van het verordeningsgebied of er vindt een dusdanig laag aantal transporten plaats dat geen beperkingen op de omgeving worden gelegd.

Conclusie

Het verordeningsgebied ligt niet binnen de invloedssfeer van wegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd, waardoor geen planologische beperkingen aanwezig zijn.

Buisleidingen

Wet- en regelgeving

Met betrekking tot externe veiligheid rond afstanden tot aardgastransportleidingen geldt vanaf 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).

Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn:

  • een ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico;
  • een ruimtelijke reservering voor belemmeringenstrook met omgevingsvergunningenstelsel (5 m en 4 m bij buisleidingen met een druk tot 40 bar);
  • een verantwoording van groepsrisico binnen het invloedsgebied.

Daarnaast is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie buisleidingen opgesteld. Deze bevat een langetermijnvisie op het buisleidingtransport van gevaarlijke stoffen (gas, olie, chemicaliën en CO2), zoals de reservering van ruimte voor toekomstige buisleidingen. Het betreft hierbij hoofdverbindingen die van nationaal belang zijn.

Onderzoek

In het plangebied ligt een aardgastransportleiding van de Gasunie, leiding N-504-24. Deze leiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour (10-6) die buiten de leiding ligt. Wel beschikt de leiding over een belemmeringenstrook van 4 m aan weerszijden. Het invloedsgebied, van belang voor het groepsrisico, bedraagt 50 m (weerszijden van het plangebied).

Het verordeningsgebied ligt niet binnen de invloedssfeer van overige leidingen.

Ten slotte zijn met oog op de Structuurvisie buisleidingen in en in de nabijheid van het verordeningsgebied geen nieuwe buisleidingen voorzien.

Conclusie

De aardgastransportleiding die in het verordeningsgebied ligt, is, tezamen met de belemmeringenstrook, voorzien van een passende juridische regeling. Dit met het oog op de bouwbeperkingen die voor deze gronden gelden.

Daarnaast dient op grond van het Bevb het groepsrisico te worden verantwoord. Echter, gelet op de conserverende aard van deze beheersverordening en het feit dat binnen het invloedsgebied geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zorgt onderhavig plan niet voor een verhoging van het groepsrisico.