direct naar inhoud van 1.4 Keuze beheersverordening
Plan: Beheersverordening Bedrijvenpark Haarveld
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2012BV004-vg01

1.4 Keuze beheersverordening

Gemeenten hebben sinds de introductie van de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) in beginsel de keuze tussen het vaststellen van een bestemmingsplan of een beheersverordening. De keuze voor een beheersverordening is afhankelijk van het karakter van het verordeningsgebied. De beheersverordening is namelijk geïntroduceerd voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien (artikel 3.38 Wro).

De Wro geeft een belangrijk criterium voor de keuze van het instrument beheersverordening. Op het moment dat er binnen de looptijd van de nieuwe planologische regeling (tien jaar) nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien in het planologisch te regelen gebied, kan er geen gebruik worden gemaakt van de beheersverordening. In deze gevallen is het bestemmingsplan het geschikte instrument.

Ruimtelijke ontwikkelingen zijn te herleiden uit de ontwikkelingen binnen een gebied in de afgelopen jaren, maar ook uit een (gemeentelijke) structuurvisie en overig vastgesteld beleid (gemeentelijk, provinciaal of Rijk). Bovendien kunnen ruimtelijke ontwikkelingen voortvloeien uit aanpalende wet- en regelgeving, waaronder die van de omgevingsaspecten.

In de voorliggende situatie is gekozen voor een beheersverordening omdat er in de planologische situatie geen wijzigingen worden voorzien. Hoewel er wel sprake is van ontwikkelingsruimte, nu het grootste gedeelte van het terrein nog onbebouwd is, is in de voorliggende situatie toch gekozen voor een beheersverordening. De reden daarvoor is dat deze ontwikkelingsruimte ook al is opgenomen in het geldende bestemmingsplan. De bestaande planologische situatie zal dan ook worden gehandhaafd.

Ook beleidsmatig (gemeente/provincie) worden geen planologische veranderingen voorzien. Tot slot nopen ook nieuwe wet- en regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van externe veiligheid, niet tot aanpassing van de huidige bestemmingen. Voor het verordeningsgebied worden dan ook geen nieuwe ontwikkelingen voorzien in de komende tien jaar.

Bij een beheersverordening moet het bestaande gebruik worden geregeld. De vraag rijst dan wat bestaand gebruik is. In de Handreiking Beheersverordening van de Vereniging Nederlandse gemeenten (VNG) is onder meer aangegeven dat het begrip 'bestaand' op twee manieren kan worden gedefinieerd. Gebruik in 'enge zin' is het gebruik dat feitelijk bestaand is op het moment van het vaststellen van de beheersverordening. Dit geldt zowel voor het gebruik van gronden als van de aanwezige bouwwerken. Gebruik in 'ruime zin' gaat uit van het vigerende bestemmingsplan en van verleende omgevingsvergunningen voor planologisch afwijken.

De VNG adviseert bij een keuze voor een beheersverordening uit te gaan van de definitie 'gebruik in ruime zin'. Daarbij wordt als basis het vigerend bestemmingsplan gekozen.

In de beheersverordening wordt vervolgens de bestaande, in overeenstemming met het bestemmingsplan zijnde, bebouwing vastgelegd, met wel kleine - ruimtelijk en functioneel - ondergeschikte uitbreidingsmogelijkheden (bij recht en bij afwijking).

De gemeente Noordenveld gaat bij de keuze voor de beheersverordening uit van de definitie 'gebruik in ruime zin'.

Voor gebieden waar weinig tot geen planologische ontwikkeling plaatsvindt, kan ook een conserverend bestemmingsplan worden opgesteld. Vergeleken met een conserverend bestemmingsplan biedt een beheersverordening echter enkele voordelen, zowel financieel als procedureel. Vanwege het kostenvoordeel en de kortere procedure is gekozen voor het opstellen van een beheersverordening.