direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Fledders 10 te Zuidvelde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2013BP043-vg01

Toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP043-vg01_0001.jpg"

Overzichtskaart

Hoofdstuk 1 Aanleiding

De initiatiefnemer is voornemens om in de bestaande schuur op het perceel De Fledders 10 in Zuidvelde een groeps- en trainingsaccommodatie te realiseren met een overnachtingsmogelijkheid voor circa 16 personen. Enkele kamers zijn ook geschikt om te verhuren als bed & breakfastvoorziening op het moment dat er geen groepsactiviteiten zijn.

De vigerende juridisch/planologische regeling voor het plangebied is neergelegd in het bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld (vastgesteld op 17 april 2013 en in werking getreden op 11 juli 2013). Het plangebied heeft de bestemming Wonen op grond waarvan de uitvoering van het planvoornemen niet mogelijk is.

Om deze reden is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld dat voorziet in een toegesneden juridisch/planologische regeling voor de nieuwe ontwikkelingen.

In deze toelichting komen de volgende aspecten aan bod:

  • Hoofdstuk 2: beschrijving van de huidige en toekomstige situatie in het plangebied;
  • Hoofdstuk 3: toets aan het relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau;
  • Hoofdstuk 4: beschrijving van de resultaten van verschillende milieuonderzoeken;
  • Hoofdstuk 5: beschrijving van de juridische regeling van het bestemmingsplan;
  • Hoofdstuk 6: weergave van de economische uitvoerbaarheid;
  • Hoofdstuk 7: beschrijving van de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Noordenveld, ten zuiden van het dorp Zuidvelde. Het gebied ligt aan de weg De Fledders die een ontsluitingsfunctie heeft voor enkele aangrenzende percelen.

De ligging en omgeving van het plangebied zijn weergegeven op de navolgende luchtfoto (bron: bing maps).

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP043-vg01_0002.jpg"

In het plangebied is in de huidige situatie reeds bebouwing aanwezig in de vorm van een woonhuis (95 m2) en een schuur (215 m2). Naast deze bebouwing bestaat het plangebied uit (opgaand) groen en erfverharding (waaronder een toerit vanaf De Fledders).

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP043-vg01_0003.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP043-vg01_0004.jpg"

Huidige situatie plangebied (bron: bing maps en Bouwkundig ontwerp- en tekenbureau Muller)

2.2 Toekomstige situatie

Zoals in de inleiding reeds is beschreven, omvat het planvoornemen de functiewijziging van de bestaande schuur op het perceel. Waar de schuur momenteel ten dienste staat van de woning, is het voornemen hierin bedrijfsactiviteiten op te starten. Deze activiteiten omvatten een (kleinschalig) groeps- en trainingsaccommodatie met overnachtingsmogelijkheden voor circa 16 personen. Enkele van de kamers zijn ook geschikt om te worden verhuurd als bed & breakfastaccommodatie op het moment dat er geen groepsactiviteiten zijn.

Om de voorgenoemde ontwikkelingen mogelijk te maken, wordt de schuur (intern) verbouwd en in beperkte mate uitgebreid (maximaal 10% van het huidig oppervlak).

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP043-vg01_0005.jpg"

Nieuwe situatie (bron: Bouwkundig ontwerp- en tekenbureau Muller)

Ten behoeve van het parkeren zullen in het plangebied acht parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Deze zijn voorzien aan de noordzijde van het plangebied, in het verlengde van de inrit naar De Fledders 10. Op grond van de gemeentelijke Parkeerkencijfers is bepaald dat een maximum aantal van dertien parkeerplaatsen benodigd is; voor het opleidingscentrum twaalf parkeerplaatsen (0,75 parkeerplaats per persoon, kencijfers (avond)onderwijs) en voor de bed&breakfast accommodatie één parkeerplaats (0,4 parkeersplaats per kamer). Vanwege het feit dat de functie meer gericht is op 'groepen' personen die meestal gezamenlijk reizen en dus de auto delen, en niet op 'individuele' personen, wordt het aantal van acht parkeerplaatsen voldoende geacht.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke beleid en het mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meerbevoegdheden, bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties.
Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn bindende regels opgenomen die bij ruimtelijke plannen in acht dienen te worden gehouden.

Op het plangebied zijn alleen aanvullende regels van toepassing als gevolg van de nabijgelegen munitieopslag. Het planvoornemen is getoetst aan deze regels. Eveneens zijn de regels integraal opgenomen in dit bestemmingsplan. Voor meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 4.5 Externe veiligheid.

Gelet op het voorgaande past het planvoornemen binnen het rijksbeleid en zijn er geen bezwaren tegen het plan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Het omgevingsbeleid van de provincie Drenthe is vervat in de Omgevingsvisie (juni 2010) met de bijbehorende Omgevingsverordening (februari 2012).

Op het gebied van recreatie en toerisme is het een doelstelling van de provincie om de positie van Drenthe op de Nederlandse vakantiemarkt en daarmee het realiseren van een groter aantal overnachtingen en een hoger bestedingsniveau te verbeteren.

Ten aanzien van het plattelandstoerisme ligt onder andere een streven in de stimulering van pensions en appartementen binnen bestaande bebouwing. De instandhouding en versterking van de kwaliteit van het landelijk gebied zijn hierbij van betekenis.

Het planvoornemen voorziet in een nieuwe recreatievoorziening binnen bestaande bebouwing. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan de kwaliteit van de omgeving. Het planvoornemen past daarmee binnen het provinciaal beleid.

Ten aanzien van overige bedrijvigheid op het platteland ziet de provincie de aanwezigheid van (kleinschalige) bedrijvigheid als een belangrijke speler binnen de sociaal-economische vitaliteit. De provincie wil in het landelijk gebied voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en andere niet-agrarische bedrijvigheid.

Gelet hierop zijn er vanuit het provinciaal beleid geen bezwaren tegen het planvoornemen;, de ontwikkeling van zowel toeristische activiteiten als overige bedrijvigheid past binnen het beleid.

3.2.2 Cultuurhistorisch Kompas

Met het Cultuurhistorisch Kompas geeft de provincie Drenthe aan hoe zij wil sturen op cultuurhistorische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het Cultuurhistorisch Kompas schept een provinciaal kader en biedt een handreiking voor gemeenten, waterschappen en terreinbeheerders om cultuurhistorie een plaats te geven in de planvorming. Hiermee kan invulling worden gegeven aan:

  • het bieden van ruimte voor ontwikkelingen bij het veilig stellen van de cultuurhistorische waarden;
  • het veilig stellen van de cultuurhistorische waarden bij het bieden van ruimte voor ontwikkelingen.

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart zijn de cultuurhistorische waarden binnen de provincie weergegeven.

Doelstelling is behoud en versterking van de cultuurhistorische hoofdstructuur van de provincie door middel van enerzijds generiek beleid (respecteren) en anderzijds gebiedsspecifiek beleid (voorwaarden verbinden en eisen stellen). In de paragraaf 4.6.2 Cultuurhistorie wordt ingegaan op de cultuurhistorische waarden in relatie tot het planvoornemen.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Recreatiebeleidsnota

De gemeente Noordenveld heeft in 2013 de 'Recreatiebeleidsnota 2013-2018: Boeien, binden, beleven' vastgesteld. De gemeente heeft hierin aangegeven dat zij nieuwe initiatieven op het gebied van toerisme en recreatie faciliteert en stimuleert.

Hiermee past het planvoornemen binnen het gemeentelijk beleid.

3.3.2 Beleidskader Bed&Breakfast voorzieningen

In 2010 is het gemeentelijk beleidskader voor bed & breakfast voorzieningen vastgesteld.

De gemeente ziet bed & breakfast als een welkome aanvulling in het aanbod van overnachtingsmogelijkheden en als versterking van de locale economie. Het beleidskader is opgesteld om nieuwe verzoeken voor bed & breakfast accommodaties eenduidig te kunnen behandelen.

Onder andere bij woningen is deze kleinschalige recreatievorm toegestaan.

De regels uit het beleidskader zijn integraal opgenomen in het bestemmingsplan.

3.3.3 Welstandsnota

Op 18 december 2008 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota voor het gemeentelijk grondgebied vastgesteld. Met de welstandsnota wordt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit beoogd. Bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit zijn onder meer het uiterlijk van individuele gebouwen en bouwwerken en de kwaliteit van het totaalbeeld van de gebouwen. De welstandstoets is een belangrijk instrument voor de sturing van deze kwaliteiten.

Bij aanvragen van een omgevingsvergunning zullen bouwplannen worden getoetst aan de welstandscriteria. In de nota is onderscheid gemaakt in verschillende deelgebieden, waarvoor verschillende welstandscriteria zijn opgenomen.

Het plangebied valt binnen het welstandsgebied 44 'Buitengebied - jonge veldontginningen (III)'. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de welstandscriteria van dit gebied.

3.3.4 Bestemmingsplan

Zoals in de inleiding reeds is benoemd, valt het plangebied binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld (vastgesteld op 17 april 2013 en in werking getreden op 11 juli 2013).

Het plangebied heeft de bestemming Wonen (inclusief bouwvlak). Het planvoornemen, met name de bedrijfsactiviteiten, past niet binnen de regels van de bestemming 'Wonen'. In het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch/planologische regeling toegespitst op het planvoornemen.

Naast deze bestemming liggen op het het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie 3'. De invloed van de bijbehorende juridisch/planologische regelingen op het planvoornemen komt achtereenvolgend in de paragrafen 4.6.1 Archeologie en 4.5 Externe veiligheid aan de orde.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksaspecten

4.1 Milieuzonering

Inleiding

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkómen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Het hinderonderzoek richt zich op hinder in de vorm van geur, geluid, stof en gevaar vanwege bedrijven in de omgeving. De mogelijke hinder vanwege omliggende bedrijven wordt inzichtelijk gemaakt door gebruik te maken van de aanbevolen richtafstanden uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). In deze uitgave is de minimum afstand van woningen tot bedrijven aangegeven. Hierbij wordt uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied'.

Daarnaast gelden er ook milieuafstanden vanuit agrarische wet- en regelgeving, waaronder de Wet geurhinder en veehouderij en de Wet ammoniak en veehouderij

Onderzoek

Op het perceel grenzend aan het plangebied, aan De Fledders 10, is een loonbedrijf gevestigd. Dit bedrijf valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Op het terrein en in de aanwezige schuur van het loonbedrijf vinden diverse bedrijfsactiviteiten plaats waaronder stalling van landbouwmachines.

Vanuit het milieuspoor zijn de nieuwe activiteiten op het perceel De Fledders 10 niet aangemerkt als geluidsgevoelig. Derhalve dient alleen in het kader van 'een goede ruimtelijke ordening' de geluidsituatie te worden beschouwd (elke situatie waarin met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen verblijven is geluidsgevoelig).
De bedrijfsactiviteiten zijn echter van dien aard (kleinschaligheid) dat geen sprake is van onevenredige overlast of geluidhinder op het plangebied.

Het plangebied ligt daarnaast niet binnen de milieuafstanden van overige bedrijvigheid, waaronder de geurcirkels van (nabijgelegen) veehouderijen. Het dichtstbijzijnde veehouderijbedrijf met een intensieve veehouderijtak ligt op een afstand van 240 meter van het plangebied.

Omgekeerd leggen de nieuwe bedrijfsactiviteiten ook geen onevenredige milieuhinder op de omgeving: de (kleinschalige) activiteiten vinden inpandig plaats en hebben een geringe verkeersaantrekkende werking.

Conclusie

Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen bezwaren tegen het planvoornemen en is het plan uitvoerbaar.

4.2 Geluid

Zowel de groeps- en trainingsaccommodatie als de bed & breakfast worden niet aangemerkt als geluidsgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder. Een nader onderzoek kan daarmee achterwege blijven.

Aanvullend wordt opgemerkt dat De Fledders, mede gelet op de functie van de weg (ontsluiting enkele percelen en daarmee een geringe verkeersfunctie), geen grote verkeersintensiteit kent. Hierdoor veroorzaakt deze weg niet of nauwelijks geluidhinder op de omgeving

Conclusie

Ten aanzien van het geluidsaspect treden geen belemmeringen op in de uitvoering van het planvoornemen.

4.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben'.

NSL/nibm

Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de nor-men (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Onderzoek

Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een groeps- en trainingsaccommodatie met overnachtingsmogelijkheid voor circa zestien personen, inclusief een bed & breakfast accommodatie. Op basis van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (oktober 2012) is de verkeersgeneratie voor de groeps- en traningsaccommodatie inclusief de bed & breakfastaccommodatie bepaald op 1,27 ritten per etmaal per kamer. Het planvoornemen voorziet in totaal in zeven kamers. De totale toename van het aantal ritten bedraagt derhalve 8,89 ritten.

Nibm-tool

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met InfoMil de nibm-tool mei 2013 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP043-vg01_0006.jpg"

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Een nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan daarmee achterwege blijven.

Conclusie

Het planvoornemen is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.4 Bodem

Inleiding

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij nieuwe ontwikkelingen te zijn aangetoond dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de te realiseren functie.

Onderzoek

In 2003 en 2004 zijn bodemonderzoeken uitgevoerd op het perceel De Fledders 10 (EcoReest; Verkennend Bodemonderzoek ter plaatse van De Fledders 10 te Norg; rapport ER 030221; 1 april 2003 en EcoReest; Nader bodemonderzoek De Fledders 10 te Zuidvelde; rapport ER 040619; 10 september 2004). De gehele rapporten zijn opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan.

Uit de onderzoeksresultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat op het perceel een sterke verontreiniging met olie/aromaten in de grond aanwezig is (ter plaatse van de voormalige bestrijdingsmiddelenopslag). In de ondergrond op het overige terrein en het grondwater zijn licht verhoogde gehalten gemeten boven de streefwaarden.Gelet op de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de bestemming van het terrein, kan worden gesteld dat risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu niet zijn uit te sluiten.In dit kader heeft een nader bodemonderzoek plaatsgevonden waarbij de verontreiniging nader geconcretiseerd en gelokaliseerd is. Uit het nader onderzoek blijkt dat een bodemvolume van circa 8 m3 sterk verontreinigd is met minerale olie. Ingeval van grondverzet, bestemmingswijziging, toekomstige bouwactiviteiten en dergelijke ter plaatse van het verontreinigde gebied zijn mogelijk sanerende maatregelen nodig. Dit zal moeten blijken uit het resultaat van een recent (niet ouder dan 5 jaar) uitgevoerd bodemonderzoek op het terreindeel waar de activiteiten zullen plaatsvinden.

Conclusie

Op het moment van een daadwerkelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn nader bodemonderzoek en eventueel sanerende maatregelen vereist.

4.5 Externe veiligheid

Inleiding

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen (Besluit en Regeling externe veiligheid inrichtingen), vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen (thans de Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en waarschijnlijk halverwege 2014 het Besluit transportroutes externe veiligheid met bijbehorend Basisnet) en vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen (Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen).

De belangrijkste risicomaten zijn het plaatsgebonden risico (10-6 jaar/contour die als grenswaarde geldt voor kwetsbare objecten en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten) en het groepsrisico (oriënterende waarde).

Onderzoek

Om te bepalen of in en in de nabijheid van het projectgebied risicovolle objecten aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd.

Hieruit blijkt het volgende:

Op circa 500 meter ten oosten van het plangebied bevindt zich een gasproductielocatie van de NAM. Deze inrichting heeft een plaatsgebonden risicocontour van 80 meter. Het plangebied valt hier ruim buiten. Ook het groepsrisico zorgt niet voor belemmeringen.

Daarnaast ligt op circa 540 meter van het plangebied een ondergrondse gasleiding van de NAM. Via deze leiding vindt aan- en afvoer van gas plaats, van en naar de gasproductielocatie. Aan weerszijde van de leiding ligt een bebouwingsvrije zone van 5 meter. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico leggen eveneens geen belemmeringen op het plangebied.

Ten slotte ligt op circa 775 meter ten noordwesten van het plangebied een Munitieopslag (MMC) van het Ministerie van Defensie. Rondom deze opslag bevinden zich drie contouren, de zogenoemde A, B en C-contour. Het plangebied is in zijn geheel gelegen binnen de C-contour. Binnen deze zone gelden aanvullende regels ten aanzien van bouwwerken (opgenomen in het Barro). Het is binnen deze zone verboden om bouwwerken op te richten met vlies- of gordijngevelcontrstructies of grote glasoppervlakten en waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt.

De bed & breakfast- en de groepsaccommodatie worden opgericht binnen de bestaande bebouwing die niet de voorgenoemde kenmerken heeft. Daarnaast zijn de functies niet gericht op grote groepen personen. De aanwezigheid van de zone zorgt daarmee niet voor belemmeringen in de uitvoering van het planvoornemen.

Conclusie

Vanuit het aspect externe veiligheid is het planvoornemen uitvoerbaar.

4.6 Archeologie en Cultuurhistorie

4.6.1 Archeologie

Inleiding

De gemeente Noordenveld heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op de beleidsadvieskaart is aangegeven welke archeologische (verwachtings)waarden in het gebied voorkomen.

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP043-vg01_0007.png"

Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart

Op grond van het gemeentelijk archeologiebeleid heeft het plangebied een 'Hoge of Middelhoge verwachting'. In deze gebieden geldt een onderzoeksverplichting bij ingrepen van meer dan 1.000 m2 (verkennend booronderzoek (6 boringen per hectare), zo nodig met karterend onderzoek).

Het planvoornemen voorziet in een geringer oppervlak aan grondroeringen waardoor een archeologische onderzoek achterwege kan blijven.

In het plangebied zijn geen bekende archeologische waarden aanwezig.

Conclusie

Vanuit archeologisch oogpunt is het planvoornemen uitvoerbaar.

Wel is in het bestemmingsplan een aanvullende regeling opgenomen voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden (Waarde - Archeologie 2). Deze regeling is een uitwerking van de gemeentelijke beleidsregels.

4.6.2 Cultuurhistorie

Inleiding

Per 1 januari 2012 dient in ruimtelijke plannen aandacht worden te besteed aan cultuurhistorie (artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening). Hierin is aangegeven dat cultuurhistorische waarden dienen te worden mee gewogen bij ruimtelijke plannen.

Het Provinciaal Cultuurhistorisch kompas biedt informatie over de cultuurhistorische waarden in het gebied.

Onderzoek

In het plangebied zelf zijn geen elementen van cultuurhistorische waarde aanwezig, waaronder karakteristieke bebouwing. Ook in de omgeving ervan zijn geen historisch waardevolle structuren aanwezig waar in het voorliggend plan rekening mee moet worden gehouden.

Aanvullend wordt opgemerkt dat de gebiedsspecifieke kenmerken reeds zijn vastgelegd in de Welstandsnota. Bouwinitiatieven worden getoetst aan deze nota, waardoor rekening wordt gehouden met de gebiedsspecifieke uitstraling van bouwwerken.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie is het planvoornemen uitvoerbaar.

4.7 Water

Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze waterparagraaf doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

In dit kader dient de watertoets te worden uitgevoerd. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap zorgt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het beheersgebied.

Onderzoek

Het plan is voorgelegd aan het waterschap middels de online Watertoets. Met het plan wordt niet meer dan 750 m2 verhard. Daarnaast is sprake van een gescheiden rioolstelsel. Ten slotte is er sprake van een (geringe) toename van het verhard oppervlak (circa 125 meter) en zijn er, mede gelet op de onbebouwde gronden in de omgeving, voldoende mogelijkheden voor waterberging.

De gehele watertoets is opgenomen in bijlage Verbroken kruisverwijzing naar 'Watertoets'.

Bij de verdere planuitvoering wordt rekening gehouden met de adviezen die het waterschap heeft gegeven.

Conclusie

Vanuit het aspect water zijn er geen bezwaren tegen de uitvoering van het planvoornemen.

4.8 Ecologie

Inleiding

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet (Ffw), een Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.


Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 11 september 2014 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. Gezien het planvoornemen is de inventarisatie met name op de te verbouwen schuur en de locatie voor het parkeren gericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP043-vg01_0008.jpg"
Zuidgevel betreffende schuur (11-09-2014)


Terreinomstandigheden

Het plangebied betreft een woonerf met hierop een vrijstaand huis en een schuur en is gelegen in het buitengebied (veel akkerbouw). Een groot deel van het plangebied is in gebruik als gazon. Verder zijn er onder meer bloemborders, een moestuin, fruitbomen en opgaande beplanting langs de randen van het erf.

De schuur is opgetrokken uit muren van baksteen (geen spouw). Op de houten draagconstructie van de kap liggen golfplaten. De locatie voor het parkeren bestaat vooral uit gazon.

  afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP043-vg01_0009.jpg"

Locatie parkeren vanuit het westen gezien (11-09-2014)

Soortbescherming

Flora- en faunawet
Achter de Ffw staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving.

Beschermde soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten, hierna te noemen: licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd. De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime.

Inventarisatie

Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 08-09-2014 09:57:34) blijkt dat in de omgeving van het plangebied de laatste vijf jaar verschillende beschermde soorten zijn waargenomen. Het betreft de soortgroepen vaatplanten, zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en dagvlinders.

Op basis van het veldbezoek blijkt dat het plangebied in de huidige situatie een beperkte natuurwaarde kent. De aanwezigheid van een relatief groot aantal beschermde planten- en diersoorten in de omgeving is onder meer te verklaren door de nabije ligging van gevarieerde natuurterreinen, waaronder ook een terrein met een heidevegetatie.

Binnen het onderzoeksgebied wordt de aanwezigheid van enkele algemeen voorkomende diersoorten zoals bosmuis, bruine rat, egel, huisspitsmuis, gewone pad en bruine kikker verwacht. In de schuur werden ook enkele keutels van muizen en ratten aangetroffen. Het gaat hierbij om niet beschermde en licht beschermde soorten.

In de erfbeplanting zullen verder gedurende het broedseizoen vogels zoals merel, heggemus, vink en winterkoning nestelen. Alle inheemse vogelsoorten zijn streng beschermd.

Tot voor kort was in de nok van de schuur een nestkast voor kerkuil aanwezig. Deze nestkast werd ook door een paartje kerkuilen gebruikt als broedplaats. De nestkast is verwijderd en de schuur is daarmee verloren gegaan als vaste verblijfplaats.

Toetsing

Bij (grond)werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende zoogdier- en amfibiesoorten worden verstoord en vernietigd (artikel 11 van de Ffw). Ook kunnen bij de werkzaamheden enkele dieren worden gedood (artikel 9 van de Ffw). Het betreft hier algemeen voorkomende soorten die onder het lichte beschermingsniveau vallen. Deze soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft dan ook geen ontheffing te worden aangevraagd.

Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels worden verstoord en vernietigd. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen (artikel 11 en 12 van de Ffw). Daarom dient bij de planning van en gedurende de uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Verstoring van broedgevallen van vogels dient te worden voorkomen. Er kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat vogels tot broeden kunnen komen binnen het plangebied. Hierbij kan gedacht worden om de te verwijderen beplanting buiten het broedseizoen te verwijderen. Voor het broedseizoen wordt in het kader van de Ffw geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Gebiedsbescherming

Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Natuurbeschermingswet 1998 en de provinciale structuurvisie en verordening.

Natuurbeschermingswet 1998
In de Nbw 1998 is de bescherming van specifieke (natuur)gebieden geregeld. In de Nbw 1998 zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Nbw 1998 worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Verder is deze wet de basis voor het Natuurbeleidsplan waarin het concept van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is opgenomen.

Ecologische hoofdstructuur

De EHS is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit (doelen). De EHS moet biodiversiteit en duurzame natuurkwaliteit waarborgen. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de provinciale EHS is voor provincie Drenthe uitgewerkt in de Omgevingsvisie Drenthe en de bijbehorende Provinciale omgevingsverordening Drenthe (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid).

Inventarisatie

Het plangebied ligt niet in en grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Nbw 1998. Het meest nabijgelegen beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied Fochterloërveen dat gelegen is op ruim 800 meter afstand, ten zuiden van het plangebied. Het Fochterloërveen is op 23 mei 2013 definitief aangewezen als Natura 2000-gebied. Voor het gebied is nog geen beheerplan vastgesteld.

Het plangebied ligt verder niet op en grenst niet aan gronden die in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid zijn aangewezen als EHS. Op ongeveer 470 meter ten noordoosten van het plangebied zijn wel enkele EHS-gebieden (beekdal van de Slokkert) gelegen.

Toetsing

Het plangebied heeft geen belangrijke ecologische relaties met beschermde natuurgebieden. Gezien de terreinomstandigheden en ligging van het plangebied en de aard van de ontwikkeling worden met betrekking tot het voorgenomen plan op voorhand geen negatieve effecten op beschermde (natuur)gebieden verwacht.

Conclusie

Op basis van de ecologische inventarisatie is een voldoende beeld ontstaan. Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een vooronderzoek in het kader van de Ffw, een Voortoets in het kader van de Nbw 1998 of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is.

Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Ffw niet nodig. Voor het plan is verder geen vergunning op grond van de Nbw 1998 nodig en het plan is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.

Het plan is wat betreft de natuurwet en -regelgeving uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;

b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.

5.2 Opzet van de regels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 is een uitleg van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen opgenomen, alsmede de wijze van meten.

Begrippen

In dit artikel zijn de standaard begripsomschrijvingen van de gemeente Noordenveld opgenomen, aangevuld met die begrippen, die specifiek in dit bestemmingsplan voorkomen en waarbij sprake is van een (mogelijk) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen.

Wijze van meten

Om de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken te kunnen bepalen, is aangegeven hoe deze worden gemeten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen. Onderstaand wordt per bestemming een korte uitleg gegeven.

Wonen

Voor het plangebied geldt de bestemming 'Wonen'. Verder is voor de realiseren groepsaccommodatie de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' opgenomen. Bij recht is tevens de mogelijkheid voor een bed- & breakfast opgenomen. In de specifieke gebruiksregels zijn de voorwaarden voor de bed & breakfast aangegeven.

De woning en de schuur zijn bestaande gebouwen. In de bouwregels is aangegeven dat de woning binnen het bouwvlak dient te worden gebouwd en dat de gezamenlijke oppervlakte van de woning en de aan-, uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 331 m2.

In de bouwregels is voor de aan-, uitbouwen en bijgebouwen specifiek bepaald dat de oppervlakte van het vrijstaande bijgebouw, dat wordt verbouwd tot groeps- en trainingsaccommodatie annex bed & breakfast, ten hoogste 236 m2 mag bedragen. Dit is inclusief een eenmalige uitbreiding van 21 m2. Verdere vergroting van de gezamenlijke oppervlakte van woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen is niet mogelijk.

De bouwhoogte van de nieuw te realiseren aanbouw van de groeps- en trainingsaccommodatie annex bed & breakfast mag ten hoogste 80% van de bouwhoogte van de bestaande schuur bedragen.

Archeologie

De gronden in het plangebied kennen een middelhoge of hoge verwachtingswaarde en hebben derhalve een beschermende regeling, hetgeen verwoord is in de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels opgenomen.

Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kortweg gezegd, komt het erop neer dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.

In de algemene bouwregels zijn bouwregels opgenomen die voor het hele plangebied gelden.

In de algemene aanduidingsregels wordt één van de veiligheidszones van het munitieopslagcomplex in Veenhuizen genoemd, die binnen het plangebied valt ('Veiligheidszone - munitie 3'). Ter plaatse van deze zone gelden bouwbeperkingen bij het oprichten en uitbreiden van bebouwing.

In de algemene afwijkingsregels zijn een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking mag geen automatisme zijn. Het verlenen van de vergunning wordt zorgvuldig afgewogen en gemotiveerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% is slechts bij afwijking mogelijk.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor de uitvoering van het planvoornemen zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Het plan is niet exploitatieplanplichtig. Voor de kosten van het gemeentelijk apparaat worden leges in rekening gebracht. Met de aanvrager is bovendien een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het verplichte wettelijke vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening aan de diensten en instanties toegezonden. Van deze zijde zijn twee reacties ingekomen, te weten van de provincie Drenthe en van het Waterschap Noorderzijlvest. Beide bestuursorganen hadden geen opmerkingen. De overlegreacties zijn als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Gelet op de beperkte ruimtelijke ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is ervoor gekozen om het voorontwerpbestemmingsplan niet apart voor inspraak ter inzage te leggen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 6 november tot en met 17 december 2014 ter inzage gelegen. Er zijn reacties binnengekomen van de provincie Drenthe en van het Waterschap Noorderzijlvest. Deze reacties leiden niet tot aanpassing van het plan. De reacties zijn als bijlage aan dit plan toegevoegd.
Er zijn geen zienswijzen ingediend.