Plan: | Carré Nieuw-Roden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1699.2013BV005-vg01 |
Een bestemmingsplan dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) ten minste vijf jaar oud is, moet vóór 1 juli 2013 worden geactualiseerd.
De gemeente Noordenveld wil aan dit vereiste voldoen, maar deze datum bleek praktisch niet haalbaar via een reguliere actualisatie van alle bestemmingsplannen die voor actualisatie in aanmerking komen. Om deze reden heeft de gemeente onderzocht of de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) geïntroduceerde mogelijkheid voor een beheersverordening een geschikt instrument is voor de actualisatie van bestemmingsplannen.
Op basis van artikel 3.38 Wro kan de gemeente bepalen om, in plaats van een bestemmingsplan, een beheersverordening op te stellen waarmee op een snelle en effectieve wijze het bestaande gebruik en de bouwmogelijkheden vastgelegd kunnen worden en waarmee eveneens aan de actualisatieplicht van bestemmingsplannen (tien jaar) wordt voldaan.
Deze mogelijkheid is alleen geschikt voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Voor het gebied "de Carré" is het bestemmingsplan Vijfde Verloting (vastgesteld d.d. 19 december 1991, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 11 augustus 1992) nog het vigerende plan. De bouwmogelijkheden die dit plan biedt, voldoen nog steeds. Voor de laatste invulling van het gebied is een aanvraag omgevingsvergunning in behandeling. De inrichtingstekening is toegevoegd als bijlage. Er worden geen andere ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. Daarom is besloten voor dit gebied een beheersverordening op te stellen. De beheersverordening wordt gebruikt als overbrugging naar een nieuw bestemmingsplan.
Het verordeningsgebied is het gebied waarop de beheersverordening van toepassing is. Het verordeningsgebied van de beheersverordening Carré Nieuw-Roden wordt aan de westzijde begrensd door het Ikenveld, aan de noordzijde door het Valkenveld/Eldersveld, aan de oostzijde door het Eldersveld en aan de zuidzijde door het Ikenveld/Rietveld.
Momenteel is voor het verordeningsgebied het volgende bestemmingsplan van kracht:
Op basis van vorenstaande kan worden geconcludeerd dat actualisatie noodzakelijk is. De termijn van tien jaar is al overschreden. Het grootste deel van het gebied dat was opgenomen in het bestemmingsplan De Vijfde Verloting is nu opgenomen in het bestemmingsplan Woonwijken Roden. Het gebied waar nu de beheersverordening voor wordt opgesteld, is daarin niet opgenomen omdat ten tijde van het opstellen van dit plan nog onvoldoende bekend was over de precieze invulling van het gebied. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening is het verplicht om voor dit gebied het bestemmingsplan te actualiseren, dan wel het planologisch regime in een beheersverordening vast te leggen.
Gemeenten hebben sinds de introductie van de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) in beginsel de keuze tussen het vaststellen van een bestemmingsplan of een beheersverordening. De keuze voor een beheersverordening is afhankelijk van het karakter van het verordeningsgebied. De beheersverordening is namelijk geïntroduceerd voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien (artikel 3.38 Wro).
De Wro geeft een belangrijk criterium voor de keuze van het instrument beheersverordening. Op het moment dat er binnen de looptijd van de nieuwe planologische regeling (tien jaar) nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien in het planologisch te regelen gebied, kan er geen gebruik worden gemaakt van de beheersverordening. In deze gevallen is het bestemmingsplan het geschikte instrument.
Ruimtelijke ontwikkelingen zijn te herleiden uit de ontwikkelingen binnen een gebied in de afgelopen jaren, maar ook uit een (gemeentelijke) structuurvisie en overig vastgesteld beleid (gemeentelijk, provinciaal of Rijk). Bovendien kunnen ruimtelijke ontwikkelingen voortvloeien uit aanpalende wet- en regelgeving, waaronder die van de omgevingsaspecten.
In de voorliggende situatie is gekozen voor een beheersverordening omdat het om een woongebied gaat waar weliswaar nog nieuwe woningen worden gerealiseerd, maar hiervoor is reeds een aanvraag omgevingsvergunning ingediend. Daarmee is het laatste deel van het gebied ook ingevuld.
Omdat het gebied bijna geheel is bebouwd, is er geen sprake meer van ontwikkelingsruimte. Ook beleidsmatig (gemeente/provincie) worden geen planologische veranderingen voorzien. Tot slot nopen ook nieuwe wet- en regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van externe veiligheid, niet tot aanpassing van de huidige bestemmingen. Voor het verordeningsgebied worden dan ook geen nieuwe ontwikkelingen voorzien in de komende tien jaar.
Door het opstellen van een beheersverordening wordt gezorgd voor voortzetting van het bestaande planologische regime. Met de inzet van een beheersverordening blijven de financiële consequenties voor burgers en bedrijven in de gehele gemeente hetzelfde, overal moeten leges voor vergunningen worden betaald. De beheersverordening wordt enkel gebruikt als overbrugging naar een nieuw bestemmingsplan.
Bij een beheersverordening moet het bestaande gebruik worden geregeld. De vraag rijst dan wat bestaand gebruik is. In de Handreiking Beheersverordening van de Vereniging Nederlandse gemeenten (VNG) is onder meer aangegeven dat het begrip 'bestaand' op twee manieren kan worden gedefinieerd. Gebruik in 'enge zin' is het gebruik dat feitelijk bestaand is op het moment van het vaststellen van de beheersverordening. Dit geldt zowel voor het gebruik van gronden als van de aanwezige bouwwerken. Gebruik in 'ruime zin' gaat uit van het vigerende bestemmingsplan en van verleende omgevingsvergunningen voor planologisch afwijken.
De VNG adviseert bij een keuze voor een beheersverordening uit te gaan van de definitie 'gebruik in ruime zin'. Daarbij wordt als basis het vigerend bestemmingsplan gekozen.
In de beheersverordening wordt vervolgens de bestaande, in overeenstemming met het bestemmingsplan zijnde, bebouwing vastgelegd, met eventueel wel kleine - ruimtelijk en functioneel - ondergeschikte uitbreidingsmogelijkheden (bij recht en bij afwijking).
Voor het gebied "de Carré" heeft de gemeente Noordenveld gekozen voor een eenvoudige vorm van een beheersverordening. Als basis voor een dergelijke "simpele" beheersverordening geldt het bestaande bestemmingsplan "De Vijfde Verloting". Dit bestemmingsplan wordt als bijlage toegevoegd aan de beheersverordening. Vanuit de tekst van de beheersverordening wordt vervolgens naar deze bijlage verwezen.
Voor gebieden waar weinig tot geen planologische ontwikkeling plaatsvindt, kan ook een conserverend bestemmingsplan worden opgesteld. Vergeleken met een conserverend bestemmingsplan biedt een beheersverordening echter enkele voordelen, zowel financieel als procedureel. Vanwege het kostenvoordeel en de kortere procedure is gekozen voor het opstellen van een beheersverordening.
De beheersverordening is - zoals het woord al zegt - een verordening, die wetgeving in materiële zin is, die wordt opgesteld door de gemeenteraad. De bevoegdheid hiertoe wordt gegeven in artikel 3.38, eerste lid Wro.
Het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) schrijft in artikel 1.2.3 voor dat de beheersverordening langs elektronische weg wordt vastgelegd en vastgesteld. Tevens moet er een volledige verbeelding op papier zijn, zij het dat de elektronische versie juridisch gezien beslissend is. Ten behoeve van de digitalisering bepaalt artikel 1.2.1, tweede lid Bro ook dat een beheersverordening digitaal beschikbaar moet worden gesteld en volledig, toegankelijk en begrijpelijk moet worden verbeeld.
In de Wro is geen bijzondere voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening opgenomen. De procedure tot vaststelling van een beheersverordening is hierdoor eenvoudiger en korter dan de vaststelling van een bestemmingsplan.
Het vaststellen van een beheersverordening is een besluit tot vaststelling van algemeen verbindende voorschriften. Op een dergelijk besluit is hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Wat betreft de voorbereidingsprocedure van een beheersverordening heeft de gemeente Noordenveld in de gemeentelijke inspraakverordening geen verplichting tot inspraak opgenomen. Ten aanzien van de voorliggende beheersverordening heeft de gemeente besloten om geen inspraak toe te passen.
Voor het opstellen van deze beheersverordening is het vigerende bestemmingsplan De Vijfde Verloting, vastgesteld d.d. 19 december 1991, goedgekeurd d.d. 11 augustus 1992 met de daartbij behorende Notitie Beeldkwaliteit Welstand Nieuw Roden, de Carrré, als basis genomen. Met deze verordening wordt dit plan als het ware "verlengd".
Het verordeningsgebied kent in zijn huidige verschijningsvorm overwegend een woonfunctie. In het verordeningsgebied komen de volgende functies voor:
Functie | Verschijningsvorm |
Wonen | |
Groenvoorzieningen | |
Verkeer | Wegen met een functie voor ontsluiting van de week |
Het verordeningsgebied omvat het gebied tussen het Ikenveld, het Valkenveld/Eldersveld, het Eldersveld en aan de zuidzijde door de Roderweg. In dit gebied staan rijwoningen en dubbele woningen. De ontsluiting van de wijk is op de Terheylsterweg en de Roderweg.
Op basis van de sectorale wetgeving en de algemene onderzoeksverplichting van artikel 3.2 Awb moet in het kader van de besluitvorming binnen de ruimtelijke ordening onderzoek worden gedaan naar de relevante omgevingsaspecten. Het betreft hierbij aspecten zoals water, geluid, externe veiligheid, ecologie, archeologie en cultuurhistorie. Het kan immers voorkomen dat als gevolg van de omgevingsaspecten in de vigerende bestemmingsplannen opgenomen ontwikkelingen niet meer kunnen plaatsvinden of dat een bestaande situatie niet meer als zodanig kan worden geregeld. Dit zou kunnen betekenen dat er geen gebruik kan worden gemaakt van de beheersverordening, omdat het bestaande gebruik moet veranderen en dit dan te beschouwen is als een ruimtelijke ontwikkeling.
In het navolgende wordt daarom ingegaan op deze omgevingsaspecten.
In deze beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. De waterhuishoudkundige situatie is niet aan verandering onderhevig.
Bij eventuele vernieuwing of herinrichting van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met het geldende beleid. Ook bij wijziging van de afwatering, dan wel vernieuwing van de riolering wordt hiermee rekening gehouden.
In het kader van het aspect bodem moet rekening gehouden worden met de milieukwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Dit betreft onder meer de bodemkwaliteit ter plaatse van het verordeningsgebied. Uitgangspunt hierbij is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen.
In deze beheersverordening wordt uitsluitend de bestaande situatie qua gebruik en bouwen vastgelegd. Binnen het gebied zijn geen veranderingen, dan wel nieuwe ontwikkelingen voorzien. Verkennend bodemonderzoek is dan ook niet aan de orde.
Wat betreft geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder van toepassing. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai.
In het verordeningsgebied en in de directe omgeving zijn geen railverbindingen aanwezig.
Ten aanzien van wegverkeerslawaai kan worden gesteld dat er in het verordeningsgebied geen zoneplichtige wegen aanwezig zijn. Deze beheersverordening biedt evenmin mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige objecten. Uitsluitend de bestaande situatie wordt vastgelegd en geregeld. Derhalve is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai niet aan de orde.
In het verordeningsgebied en in de directe omgeving is geen bedrijf of bedrijventerrein gelegen dat gezoneerd is in het kader van de Wet geluidhinder. Er is dus geen vastgestelde geluidzone over het gebied gelegen. Akoestisch onderzoek naar industrielawaai is voor deze beheersverordening eveneens niet aan de orde.
Er zijn geen (nieuwe) verkeersaantrekkende functies binnen het verordeningsgebied voorzien. Ook zijn er geen verkeerskundige wijzigingen voorzien die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Door het vastleggen van de bestaande situatie blijft het aandeel verkeer ongewijzigd. Derhalve is onderzoek naar luchtkwaliteit voor deze beheersverordening niet aan de orde.
In het verordeningsgebied en in de directe omgeving zijn geen intensieve veehouderijbedrijven gelegen. Ook zijn in het gebied geen grondgebonden agrarische bedrijven aanwezig (melkveehouderij).
Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien, is een onderzoek naar geurhinder voor deze beheersverordening niet aan de orde.
Op basis van de risicokaart is geconstateerd dat er geen risicovolle objecten in het verordeningsgebied of in de directe omgeving aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid nader moeten worden geanalyseerd. Externe veiligheid is geen belemmering voor het verordeningsgebied.
Inrichtingen
Wet- en regelgeving
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden en op 13 februari 2009 een gewijzigde versie van dit besluit.
Het Bevi richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi artikel 1, lid 1, sub b en l). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens als het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen.
Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden.
Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.
Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico, beschreven in het Bevi (artikel 12 en 13) en in de 'Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico'.
Onderzoek
Om te bepalen welke risicobronnen een invloed hebben op het verordeningsgebied, is de risicokaart van de provincie Drenthe geraadpleegd. Er zijn geen risicobronnen die van invloed zijn op het verrodeningsgebied. De navolgende afbeelding betreft een uitsnede van deze kaart.
Afbeelding 1. Uitsnede risicokaart provincie Drenthe
De dichtstbijzijnde risicovolle objecten betreffen Sportcentrum De Hullen (opslag chloorbleekloog) en het LPG-tankstation Stuurwold en liggen respectievelijk op 1200 meter en 1000 meter afstand van het verordeningsgebied. Gezien de afstand van deze risicovolle objecten tot het verordeningsgebied en hun invloedsgebied zijn er geen belemmeringen voor het gebied.
Transport gevaarlijke stoffen
Wet- en regelgeving
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).
De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
Naar verwachting wordt de circulaire in 2014 vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.
Onderzoek
De dichtstbijzijnde wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, zijn de rijksweg A7 (Groningen-Heerenveen) en A28 (Assen-Groningen) en liggen op respectievelijk 5 en 12 km van het verordeningsgebied.
De dichtstbijzijnde van belang zijnde spoorweg ligt op ongeveer 12 km van het verordeningsgebied verwijderd (Assen-Groningen).
Gezien de afstand van deze wegen tot het verordeningsgebied zijn er geen belemmeringen voor het gebied. Overige wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, waaronder waterwegen, zijn niet aanwezig in de nabijheid van het verordeningsgebied.
Buisleidingen
Wet- en regelgeving
Met betrekking tot externe veiligheid rond afstanden tot hogedrukaardgas-transportleidingen geldt vanaf 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn:
Naast de nieuwe wetgeving ten aanzien van afstanden is het Ministerie van Infrastructuur en Milieu eveneens bezig met het opstellen van de Structuurvisie buisleidingen. Deze bevat een langetermijnvisie op het buisleidingtransport van gevaarlijke stoffen (gas, olie, chemicaliën en CO2), zoals de reservering van ruimte voor toekomstige buisleidingen. Het ministerie heeft een (concept)visiekaart ontwikkeld met de hoofdverbindingen die van nationaal belang zijn.
Onderzoek
Op ruim 1 kilometer ten zuidwesten loopt een gasleiding van de NAM en ruim 2,5 kilometer ten noordoosten loopt een gasleiding van de Gasunie buiten het verordeningsgebied. Het invloedsgebied (overeenkomend met de 1%-letaliteitsgrens) van beide buisleidingen vallen hierbij ruim buiten het verordeningsgebied en vormen geen belemmering voor het gebied.
Er is reeds kort ingegaan op de nieuwe Structuurvisie buisleidingen. Hierin staan te reserveren stroken ten behoeve van toekomstige buisleidingen weergegeven.
In en in de nabijheid van het verordeningsgebied zijn geen nieuwe buisleidingen voorzien, zoals bedoeld in deze structuurvisie.
Binnen het verordeningsgebied zijn geen bedrijven aanwezig. Er zijn geen belemmeringen aanwezig voor woningbouw.
Omdat de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden in het verordeningsgebied niet nodig.
De gemeente Noordenveld heeft een archeologische beleidsadvieskaart in voorbereiding (zie ook afbeelding 4).
Uit deze kaart blijkt dat voor het verordeningsgebied de volgende archeologische waarden van belang zijn.
Tabel 1. Overzicht van de vindplaatsen en terreinen in het verordeningsgebied
Vindplaatsen/terreinen | Advies | |
Onbekende verwachting (Bebouwing) |
- Verkennend/karterend booronderzoek bij ingrepen groter dan 1.000 m2 |
In het navolgende wordt ingegaan op het advies dat wordt gegeven voor deze terreinen.
Onbekende verwachting (bebouwing)
Het overgrote deel van het verordeningsgebied heeft een niet-bekende archeologische verwachtingswaarde. Voor deze gebieden geldt dat bij ingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm in de nog onbebouwde delen (bijvoorbeeld parken of sportvelden) de verwachtingswaarde geëxtrapoleerd dient te worden vanuit de omliggende verwachtingswaarden. De daarbij behorende onderzoeksadviezen dienen te worden gevolgd.
Sinds 1 januari 2012 is het verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen over de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Cultureel erfgoed bestaat uit archeologische, historisch (steden)bouwkundige en historisch-geografische aspecten. Een complete inventarisatie van cultureel erfgoed bevat daarom een beschrijving van deze drie waarden (voor zover aanwezig in een gebied).
Binnen het plangebied komen geen cultuurhistorische waarden voor.
De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
Zowel het behoud van de bestaande situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen de onderlegger voor de beheersverordening. Daartoe is de regeling uit het geldende bestemmingsplan de Vijfde Verloting en de Notitie Beeldkwaliteit Welstand Nieuw Roden, de Carré in deze verordening overgenomen.
Met de inwerkingtreding van de Wabo is een aantal termen die gebruikt werden in de voorheen geldende bestemmingsplannen niet meer actueel. In plaats van een aanlegvergunning, wordt nu gesproken over een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' en in plaats van een vrijstelling, is er nu sprake van een afwijking. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden gelezen.
Voor het geldende bestemmingsplan geldt dat de regeling en bijbehorende kaart evenals de Notitie Beeldkwaliteit Welstand Nieuw Roden, de Carré zijn opgenomen als bijlagen bij deze beheersverordening. In artikel 3 lid a is dit vastgelegd en zijn het geldende plan en de notitie van toepassing verklaard.
De onderhavige beheersverordening regelt in principe dat de in het laatste bestemmingsplan geldende regelingen en de Notitie Beeldkwaliteit Welstand Nieuw Roden, de Carré van kracht blijven totdat er een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld. Bij aanvragen voor omgevingsvergunning betekent dit concreet dat de bijlagen bij de verordening gehanteerd kunnen worden als toetsingskader. In deze bijlagen is de regeling van het eerdere bestemmingsplan integraal overgenomen. Datzelfde geldt voor de Notitie Beeldkwaliteit Welstand Nieuw Roden, de Carré.
Door deze systematiek blijft het toetsingskader voor aanvragen omgevingsvergunning in principe gelijk aan die vóór de inwerkingtreding van deze verordening.
De in de bijlage opgenomen vrijstellingsbevoegdheden en aanlegvergunningen, kunnen, net als nu al gebeurt, op grond van overgangsrecht in de wetgeving, worden beschouwd als respectievelijk afwijkingen en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk.
Het mag vanzelf spreken dat illegale bouwwerken of illegaal gebruik niet gelegaliseerd worden onder het regime van de beheersverordening.
Doordat het laatste bestemmingsplan wordt vervangen door de beheersverordening met dezelfde regeling c.q bestemmingen, verandert er voor de aanvrager c.q. burger in principe niets. Een aanvraag voor omgevingsvergunning wordt getoetst aan de bijlagen in de beheersverordening. Een voordeel ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan is dat de regeling in de beheersverordening op internet raadpleegbaar is op RO-online (www.ruimtelijkeplannen.nl). De bijlagen die als toetsingskader worden gebruikt zijn daar in pdf-formaat beschikbaar. Voor de burger en voor bedrijven en instanties die over planologische informatie willen beschikken, betekent dit dat de regels makkelijker raadpleegbaar en beter toegankelijker zijn dan tot voorheen het geval was.