direct naar inhoud van Artikel 14 Woongebied - 2
vastgesteld
NL.IMRO.1699.2013BV006-vg01

Artikel 14 Woongebied - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden werkactiviteiten en/of een bed & breakfast;
  • c. verkeer en verblijf;
  • d. groenvoorzieningen en water.

Bij alle vrijstaande en half vrijstaande woningen (twee aaneen gebouwd) dient zorg te worden gedragen voor minimaal één parkeerplaats op eigen erf aan de vrijstaande zijde van de woning.

Het bestaande systeem van ontsluiting door middel van wegen en paden blijft, behoudens verbetering met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast, gehandhaafd. Aanvullende voorzieningen blijven beperkt tot de eventuele aanleg van fiets- en/of voetpaden en parkeerstroken, met dien verstande dat van wegen het aantal rijstroken niet meer dan twee mag bedragen.

De gronden aangegeven met 'groen' zullen voor ten minste 80% worden ingericht als groengebied; hieronder zijn speelvoorzieningen, water, sierbestrating, fiets- en voetpaden en dergelijke begrepen. Het overige groen zal zoveel mogelijk in aansluiting aan bestaande beplanting, water en/of wegen worden gerealiseerd. Ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' blijft de bestaande beplanting zoveel mogelijk gehandhaafd.

14.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
  • 1. de hoofdgebouwen dienen binnen het aangegeven bouwvlak te worden gebouwd ;
  • 2. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd en ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde woningen worden gebouwd;
  • 4. de voorgevel van de woning dient hoofdzakelijk in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • 5. de onderlinge afstand van woningen dient ten minste 6 m tussen zijgevels, ten minste 10 m tussen zijgevels en achtergevels en ten minste 20 m tussen voor- en/of achtergevels te bedragen;
  • 6. het aantal bouwlagen bedraagt niet meer dan het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen';
  • 7. de goothoogte bedraagt:
  • niet minder dan 2 m en niet meer dan 4 m voor gebouwen met één bouwlaag met kap;
  • niet minder dan 4 m en niet meer dan 6 m voor gebouwen met twee bouwlagen met kap;
  • 8. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
  • 9. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30° en niet meer dan 60°;
  • 10. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt:
  • niet minder dan 3 m voor gebouwen met één bouwlaag met kap;
  • niet minder dan 5 m voor gebouwen met twee bouwlagen met kap;
  • 11. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd.

  • b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
  • 1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' te worden gebouwd;
  • 2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden minimaal 3 m achter het verlengde van de naar de weg gekeerde voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gebouwd;
  • 3. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt aan de vrijstaande zijde van de woning niet minder dan 1 m, dan wel niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • 4. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • 5. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 80% van de daadwerkelijke bouwhoogte van het hoofdgebouw bij het toepassen van een kap;
  • 6. indien een kap wordt toegepast op de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60°; dan wel de bestaande dakhelling;
  • 7. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en al dan niet vrijstaande bijgebouwen mag per woning:
    a) ten hoogste 60 m2 bedragen;
    b) ten hoogste 80 m2 bedragen, mits het bouwperceel ten minste 500 m2 bedraagt;
    c) ten hoogste 100 m2 bedragen, mits het bouwperceel ten minste 1000 m2 bedraagt;
  • 8. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  • 1. indien het voor de voorgevel of voor een naar de weg dan wel naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt opgericht, mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • 2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • 3. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,

nadere eisen stellen aan:

  • a. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen;
  • b. de plaats en afmetingen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • c. de plaats van andere bouwwerken met een grotere horizontale oppervlakte dan 2 m2 en/of een grotere hoogte dan 1 m.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 14.2, sub a, onder 3:
    voor de bouw van vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  • b. lid 14.2, sub a, onder 7:
    ten behoeve van een hogere goothoogte, mits niet hoger dan 6 m en voor ten hoogste 50% van een gevel;
  • c. lid 14.2, sub a, onder 9:
    voor een geringere dakhelling en/of een platte afdekking of een andere afwijkende dakvorm;
  • d. lid 14.2, sub b, onder 1 en 2:
  • 1. voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel, of het verlengde daarvan, tot een oppervlakte van 6 m² met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • 2. voor de bouw van aan- en uitbouwen en al dan niet vrijstaande bijgebouwen voor de naar de weg gekeerde zijgevel van hoekwoningen, mits:
  • de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 3,5 m bedraagt;
  • de afstand tot de grens van het bouwperceel minimaal 2 m bedraagt;
  • de afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van de hoekwoning minimaal 3 m bedraagt;
  • e. lid 14.2, sub b, onder 2:
    en toestaan dat een aan-, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • f. lid 14.2, sub b, onder 7 a:
    en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan 80 m2, mits de vergroting gelet op de woonfunctie noodzakelijk is (bijvoorbeeld medische noodzaak, levensloopbestendigheid, maar niet het vergroten van het woongenot als 'geriefverbetering').

14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Aan huis verbonden werkactiviteiten

De uitoefening van aan huis verbonden werkactiviteiten is uitsluitend toelaatbaar voor zover de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit betekent dat :

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • b. de aan huis verbonden werkactiviteit uitsluitend inpandig mag worden verricht;
  • c. niet meer dan 30% van het bebouwde oppervlak van hoofd- en bijgebouwen mag worden aangewend ten dienste van deze activiteit met een maximum van 45 m²,
  • d. indien er tevens sprake is van een bed & breakfastvoorziening, de gezamenlijke oppervlakte van beide activiteiten niet meer mag bedragen dan onder c is genoemd;
  • e. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die de aan huis verbonden werkactiviteiten uitoefent;
  • f. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu mag opleveren, dan wel geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van omringende woonomgeving, hetgeen inhoudt dat:
  • 1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • 2. niet met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van bedrijven die vergunningplichtig of meldingplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
  • 3. werkactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 en 2 als vermeld in de als bijlage opgenomen 'Staat van bedrijven';
  • 4. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met de aan huis verbonden werkactiviteiten, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • 5. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.

14.5.2 Bed & breakfast

Het gebruik van de woning en bijbehorende gebouwen voor een bed & breakfastvoorziening is toegestaan, uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • b. de vestiging van een bed & breakfastvoorziening is uitsluitend binnen de bestaande bebouwing op het bouwperceel toegestaan;
  • c. niet meer dan 30% van de oppervlakte van de woning en bijbehorende gebouwen mag worden aangewend ten dienste van deze activiteit met een maximum van 45 m²;
  • d. indien er tevens sprake is van een aan huis verbonden werkactiviteit, dan mag de gezamenlijke oppervlakte van beide activiteiten niet meer bedragen dan onder c is genoemd;
  • e. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de bed & breakfastvoorziening uitoefent;
  • f. aan maximaal vijf personen mag nachtverblijf worden verschaft;
  • g. een bed & breakfastvoorziening mag geen tekenen van een wooneenheid, zoals een keuken, vertonen;
  • h. als een bed & breakfastvoorziening wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw, dan moet het bijgebouw op het bij de woning behorende erf staan;
  • i. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • j. het gebruik mag geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.

14.5.3 Paardenbakken

In de bestemming is het gebruik van de gronden voor paardenbakken toegestaan, uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per woning is maximaal één paardenbak toegestaan;
  • b. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt niet meer dan 1.200 m²;
  • c. de paardenbak dient te worden geplaatst op of aan het bouwperceel, binnen een afstand van 30m van het perceel;
  • d. de afstand tot de woning van derden bedraagt minimaal 30 m;
  • e. de afstand tot het perceel van derden bedraagt minimaal 3 m;
  • f. er mag geen sprake zijn van onevenredige negatieve effecten op de omgeving en de kwaliteit van het woongenot van derden;
  • g. de omheining bestaat uit een open constructie met een maximale hoogte van 1,5 m.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.6.1 Kinderdagverblijven

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 14.1 ten behoeve van de vestiging van kinderdagverblijven, mits:

  • a. het kinderdagverblijf in ruimtelijke en visuele zin past binnen het woongebied;
  • b. geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • c. het bebouwingsbeeld niet wordt aangetast;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.