direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
vastgesteld
NL.IMRO.1699.2013BV006-vg01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische cultuurgrond;
  • b. houtsingel ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • c. grondgebonden agrarisch bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  • d. kwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
  • e. aan huis verbonden werkactiviteiten en/of een bed & breakfast.

Ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' mag de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee niet meer dan 250 m² bedragen.

In de bestemming is houtteelt, boomteelt en/of fruitteelt in boomgaarden niet begrepen met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – kwekerij'.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen ten behoeve van grondgebonden agrarisch bedrijf en kwekerij gelden de volgende regels:
  • 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • 2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • 4. de dakhelling bedraagt voor 60% van het oppervlak niet minder dan 30º, dan wel niet minder dan de dakhelling van het bestaande gebouw indien deze minder is;
  • 5. binnen een bouwvlak mogen voor niet meer dan één bedrijf gebouwen worden gebouwd;
  • 6. het aantal dienstwoningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal.

  • b. Voor het overige geldt dat er geen gebouwen mogen worden gebouwd.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte binnen een bouwvlak niet meer dan 8 m en buiten een bouwvlak niet meer dan 3 m mag bedragen. Silo's dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte en dakvorm van de panden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', in die zin dat aangesloten dient te worden bij de goot- en bouwhoogte en dakvorm van het bestaande gebouw;
  • c. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40º en niet meer dan 60º dient te bedragen.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aan huis verbonden werkactiviteiten

De uitoefening van aan huis verbonden werkactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' en 'specifieke vorm van agrarisch – kwekerij' is uitsluitend toelaatbaar voor zover de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit betekent dat:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • b. de aan huis verbonden werkactiviteit uitsluitend inpandig mag worden verricht;
  • c. niet meer dan 30% van de oppervlakte van de woning en bijbehorende gebouwen mag worden aangewend ten dienste van deze activiteit met een maximum van 45 m²;
  • d. indien er tevens sprake is van een bed & breakfastvoorziening, de gezamenlijke oppervlakte van beide activiteiten niet meer mag bedragen dan onder c is genoemd;
  • e. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die de aan huis verbonden werkactiviteiten uitoefent;
  • f. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu mag opleveren, dan wel geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving, hetgeen inhoudt dat:
  • 1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • 2. niet met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van bedrijven die vergunningplichtig of meldingplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
  • 3. werkactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 en 2 als vermeld in de als bijlage opgenomen 'Staat van bedrijven';
  • 4. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met de aan huis verbonden werkactiviteiten, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • 5. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.

3.4.2 Bed & breakfast

Het gebruik van de woning en bijbehorende gebouwen voor een bed & breakfastvoorziening is toegestaan, uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • b. de vestiging van een bed & breakfastvoorziening is uitsluitend binnen de bestaande bebouwing op het bouwperceel toegestaan;
  • c. niet meer dan 30% van de oppervlakte van de woning en bijbehorende gebouwen mag worden aangewend ten dienste van deze activiteit met een maximum van 45 m²;
  • d. indien er tevens sprake is van een aan huis verbonden werkactiviteit, dan mag de gezamenlijke oppervlakte van beide activiteiten niet meer bedragen dan onder c is genoemd;
  • e. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de bed & breakfastvoorziening uitoefent;
  • f. aan maximaal vijf personen mag nachtverblijf worden verschaft;
  • g. een bed & breakfastvoorziening mag geen tekenen van een wooneenheid, zoals een keuken, vertonen;
  • h. als een bed & breakfastvoorziening wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw, dan moet het bijgebouw op het bij de woning behorende erf staan;
  • i. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • j. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.

3.4.3 Paardenbakken

In de bestemming is het gebruik van de gronden voor paardenbakken toegestaan, uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per woning is maximaal één paardenbak toegestaan;
  • b. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt niet meer dan 1.200 m²;
  • c. de paardenbak dient te worden geplaatst op of aan het bouwperceel, binnen een afstand van 30m van het perceel;
  • d. de afstand tot de woning van derden bedraagt minimaal 30 m;
  • e. de afstand tot het perceel van derden bedraagt minimaal 3 m;
  • f. er mag geen sprake zijn van onevenredige negatieve effecten op de omgeving en de kwaliteit van het woongenot van derden;
  • g. de omheining bestaat uit een open constructie met een maximale hoogte van 1,5 m.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Kinderdagverblijven

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van de vestiging van kinderdagverblijven ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' en 'specifieke vorm van agrarisch – kwekerij', mits:

  • a. het kinderdagverblijf in ruimtelijke en visuele zin past binnen het woongebied;
  • b. geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • c. het bebouwingsbeeld niet wordt aangetast;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.