vastgesteld |
NL.IMRO.1699.2013BV006-vg01 |
Op basis van de risicokaart is geconstateerd dat er risicovolle objecten in het verordeningsgebied of in de directe omgeving aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid nader moeten worden geanalyseerd. In het navolgende wordt hierop ingegaan.
Inrichtingen
Wet- en regelgeving
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden en op 13 februari 2009 een gewijzigde versie van dit besluit.
Het Bevi richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi artikel 1, lid 1, sub b en l). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens als het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen.
Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden.
Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.
Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico, beschreven in het Bevi (artikel 12 en 13) en in de 'Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico'.
Onderzoek
Om te bepalen welke risicobronnen een invloed hebben op het verordeningsgebied, is de risicokaart van de provincie Drenthe geraadpleegd. De navolgende afbeelding betreft een uitsnede van deze kaart.
Afbeelding 1. Uitsnede risicokaart provincie Drenthe
Voor het verordeningsgebied zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid van belang:
Zwembad Zomerbad Peize heeft een opslag van chloorbleekloog met een inhoud van 1.800 liter. Deze inrichting valt niet onder de werking van het Bevi. Inrichtingen met chloorbleekloog en andere chemicaliën dienen te voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Vanwege de afwezigheid van de plaatsgebonden risicocontour en een invloedsgebied (groepsrisico) treden geen belemmeringen op voor de omgeving en daarmee voor het verordeningsgebied.
In het verordeningsgebied aan de Schipdijk ligt een gasontvangststation. Deze inrichting valt niet onder de werking van het Bevi, maar eveneens onder de werking van het Activiteitenbesluit. In verband met de bovengrondse ligging van het gasvoerende deel van het station kent deze inrichting een risicoafstand van 15 m (PR 10-6) waarmee bij toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden. Het groepsrisico is niet aanwezig.
Ten noorden van het verordeningsgebied ligt het tankstation Peizerwold aan de Groningerweg. Deze inrichting valt onder de werking van het Bevi. In verband met de aanwezigheid van een lpg-vulpunt kent deze inrichting een risicoafstand van 25 m (PR 10-6). Het tankstation ligt op ongeveer 1.200 m van het verordeningsgebied en legt daarmee geen belemmeringen op het gebied.
Transport gevaarlijke stoffen
Wet- en regelgeving
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).
De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
Naar verwachting wordt de circulaire in 2012 vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.
Onderzoek
De dichtstbijzijnde wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, zijn de rijksweg A7 (Groningen-Heerenveen) en A28 (Assen-Groningen) en liggen op respectievelijk 5 en 6 km van het verordeningsgebied.
De dichtstbijzijnde van belang zijnde spoorweg ligt op ongeveer 8 km van het verordeningsgebied verwijderd (Assen-Groningen).
Gezien de afstand van deze wegen tot het verordeningsgebied zijn er geen belemmeringen voor het gebied. Overige wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, waaronder waterwegen, zijn niet aanwezig in de nabijheid van het verordeningsgebied.
Buisleidingen
Wet- en regelgeving
Met betrekking tot externe veiligheid rond afstanden tot aardgas-transportleidingen geldt vanaf 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn:
Naast de nieuwe wetgeving ten aanzien van afstanden is het Ministerie van Infrastructuur en Milieu eveneens bezig met het opstellen van de Structuurvisie buisleidingen. Deze bevat een langetermijnvisie op het buisleidingtransport van gevaarlijke stoffen (gas, olie, chemicaliën en CO2), zoals de reservering van ruimte voor toekomstige buisleidingen. Het ministerie heeft een (concept)visiekaart ontwikkeld met de hoofdverbindingen die van nationaal belang zijn.
Onderzoek
In het noordelijk deel van het verordeningsgebied ligt een buisleiding. Daarnaast liggen ten westen van het gebied een tweetal buisleidingen.
Buiten het verordeningsgebied, aan de westzijde, ligt op ongeveer 2 km afstand een aardgastransportleiding van de NAM. Het betreft de leiding 000136-004, met een diameter van 8 inch en een maximale werkdruk van 100 bar.
De leiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour (10-6) die buiten de belemmeringenstrook valt (5 m aan weerszijden van de leiding en ligt daarmee niet in het verordeningsgebied). De 1%-letaliteitsgrens ligt op 135 m, waarmee deze niet over het verordeningsgebied valt.
Buiten het verordeningsgebied, aan de noordzijde, ligt op ongeveer 200 m afstand een aardgastransportleiding van Gasunie. Het betreft de leiding N-507-33-KR-006, met een diameter van 4,2 inch en een maximale werkdruk van 40 bar.
De leiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour (10-6) die buiten de belemmeringenstrook valt (5 m aan weerszijden van de leiding en ligt daarmee niet in het verordeningsgebied). De 1%-letaliteitsgrens ligt op ongeveer 45 m, waarmee deze niet over het verordeningsgebied valt.
In het verordeningsgebied, aan de noordzijde, ligt een aardgastransportleiding van Gasunie. Het betreft de leiding N-507-42, met een diameter van 4,2 inch en een maximale werkdruk van 40 bar.
De leiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour (10-6) die buiten de belemmeringenstrook valt (5 m aan weerszijden van de leiding en ligt daarmee niet in het verordeningsgebied). De 1%-letaliteitsgrens ligt op ongeveer 45 m, waarmee deze over het verordeningsgebied valt.
Op grond van het Bevb betekent dit dat het groepsrisico moet worden verantwoord. Echter, gelet op de conserverende aard van deze beheersverordening en het feit dat binnen het invloedsgebied geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, kan dit achterwege blijven. Bij nieuwe ontwikkelingen dient invulling te worden gegeven aan de wettelijke verantwoordingsplicht.
Er is reeds kort ingegaan op de nieuwe Structuurvisie buisleidingen. Hierin staan te reserveren stroken ten behoeve van toekomstige buisleidingen weergegeven.
In en in de nabijheid van het verordeningsgebied zijn geen nieuwe buisleidingen voorzien, zoals bedoeld in deze structuurvisie. Alleen voor de bestaande (gas)leidingen is in de verbeelding een leidingenstrook opgenomen.