Plan: | Schoolstraat 22 te Westervelde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1699.2017BP064-vg01 |
Overzichtskaart
De eigenaar van de Schoolstraat 22 te Westervelde (hierna te noemen 'initiatiefnemer') heeft bij de gemeente Noordenveld een verzoek ingediend voor het realiseren van een bijgebouw. Hiervoor moet de bestemming gewijzigd worden (een bijgebouw past niet binnen de bestemming 'agrarisch met waarden'). Het planvoornemen is om het bijgebouw dat reeds aanwezig is uit te breiden naar het noorden. Om medewerking te kunnen verlenen is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied, Schoolstraat 22 te Westervelde, ligt nabij de kruising van de Schoolstraat en de Kampweg in Westervelde. Het plangebied omvat het perceel kadastraal bekend gemeente Norg, sectie V, nummer 47 (oppervlakte 1.210 m2 - het huidige woonerf) gelegen aan de Schoolstraat en Kampweg en het perceel kadastraal bekend gemeente Norg, sectie V, nummer 46 (oppervlakte 3.280 m2 - weiland) gelegen aan de Kampweg. Aan de zuidzijde ligt de openbare basisschool De Elsakker. Onderstaande afbeelding geeft het plangebied weer.
Afbeelding 1. Plangebied bestemmingsplan Schoolstraat 22 te Westervelde
(bron: ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 12-06-2017)
De vigerende juridisch/planologische regeling voor het plangebied is neergelegd in het bestemmingsplan Kleine kernen Noordenveld en is vastgesteld op 19 november 2014. Het plangebied heeft op het voorste kadastrale perceel (het huidige woonerf) op basis van het vigerende bestemmingsplan de enkelbestemming 'Wonen' met de bouwaanduiding 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', 'Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Archeologie 2'. Daarnaast heeft het voorste kadastrale perceel de enkelbestemming 'Tuin' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', 'Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Archeologie 2'. Op het achterste kadastrale perceel (weiland) heeft het plangebied de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Archeologie 2'.
Op grond van deze juridische/planologische regeling is het niet mogelijk om het bijgebouw te realiseren binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Om medewerking te kunnen verlenen dient de bestemming 'Wonen' te worden vergroot.
In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de huidige en toekomstige inrichting van het plangebied. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente aan de orde. Hoofdstuk 4 is gewijd aan het onderzoek naar de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 behandelt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. In het laatste hoofdstuk wordt tenslotte ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het initiatief.
In het plangebied is een woning met een bijgebouw aanwezig (zie afbeelding 2). Ten noorden van de woning ligt een weiland welke is voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Aan de west en zuidzijde ligt een watergang. Het perceel is voor een groot gedeelte omringd door woningen (zie afbeelding 3).
Afbeelding 2. Luchtfoto bebouwing plangebied
(bron: Google maps, d.d. 28-04-2017)
Afbeelding 3. Luchtfoto. Het plangebied is met rood aangegeven (bron: ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 12-06-2017)
Het voornemen bestaat om het bestaande bijgebouw in het plangebied uit te breiden in noordelijke richting. Deze uitbreiding van het bijgebouw dient onder andere als stal voor enkele dieren. In de toekomstige situatie zal een beperkt gedeelte van de bestemming 'Agrarisch met waarden' vervangen worden door de bestemming 'Wonen' met de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Hierdoor kan de uitbreiding van het bijgebouw gerealiseerd worden mits ook voldaan wordt aan overige wet- en regelgeving.
Als een soort ruimtelijk wisselgeld voor de beperkte uitbreiding van 'Wonen' naar het noorden van het plangebied wordt een strook grond aan de kant van de Kampweg gewijzigd van de bestemming 'Wonen' naar de bestemming 'Tuin'. Dit zorgt ervoor dat er geen gebouwen meer kunnen worden gebouwd op deze strook grond.
De welstandscommissie heeft haar advies gegeven op het bouwplan. Haar advies is opgenomen in de bijlage.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
Met de hiervoor genoemde rijksdoelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening heeft het Rijk voorts enkele nationale belangen voorzien van bindende regels. Deze dienen bij ruimtelijke plannen in acht te worden gehouden. Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor bindende regels zijn opgenomen. Het rijksbeleid is niet van belang op het planvoornemen.
De ladder voor duurzame verstedelijking
Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder voor duurzame verstedelijking bestaat uit drie treden. Daarbij gaat het om: "eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid." Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke functies mogelijk. Toetsing aan 'de ladder' kan hierdoor achterwege blijven.
Omgevingsvisie en -verordening
Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juli 2014 de Omgevingsvisie Drenthe geactualiseerd en vastgesteld. De visie is op 20 augustus 2014 in werking getreden. De Omgevingsvisie is doorvertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De (geactualiseerde) Omgevingsverordening is op 17 oktober 2015 in werking getreden.
De missie uit de Omgevingsvisie is het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn rust, ruimte, natuur en landschap, oorspronkelijkheid, naoberschap, menselijke maat, veiligheid en kleinschaligheid (Drentse schaal). In de Omgevingsverordening zijn deze kernkwaliteiten doorvertaald als archeologie, aardkundige waarden, cultuurhistorie, landschap, rust, en natuur.
Om de missie te bereiken, wil de provincie vier robuuste systemen ontwikkelen. Deze vier systemen zijn: het sociaal-economisch systeem, het watersysteem, het landbouwsysteem en het natuursysteem. Binnen deze systemen staat de ontwikkeling van de hoofdfunctie (respectievelijk wonen en werken, water, natuur en landbouw) voorop. Een robuust systeem wil zeggen dat een verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren van het systeem.
Westervelde valt binnen de kernkwaliteiten landschap, aardkundige waarden en archeologie. Het doel van de kernkwaliteit landschap is om de zes verschillende landschapstypen in Drenthe herkenbaar, beleefbaar en leesbaar te houden. De kernkwaliteit aardkundige waarden zorgt er voor dat het specifiek Drentse karakter behouden blijft en versterkt wordt. Als laatste kernkwaliteit zorgt de kernkwaliteit archeologie er voor dat de bewoningsgeschiedenis van de provincie gewaarborgd blijft. Het realiseren van het bijgebouw doet echter geen afbreuk aan deze kernkwaliteiten. Het planvoornemen is niet in strijd met de omgevingsvisie en de omgevingsverordening.
Welstandsnota
In de gemeentelijke Welstandsnota maakt het plangebied deel uit van gebied 41 Westervelde Dorp. Het grootste deel van dit welstandsgebied omvat het dorp Westervelde. Ten aanzien van ontwikkelingen in het gebied, wordt gesteld dat het beleid op basis van de waardebepaling is gericht op handhaving en versterking van de structuur en de bebouwing.
De ambitie voor de welstand is dat voor het gebied een aanduiding geldt als bijzonder welstandsgebied. Het onderhavige bestemmingsplan houdt hier rekening mee. Het beleid is gericht op handhaving en versterking van de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten. Over de bebouwing zelf wordt gesteld dat de hoofdvorm dient te worden bepaald door één bouwlaag met duidelijke en langgerekte kap tenzij de huidige situatie hiervan afwijkt. De massaopbouw is enkelvoudig (woning onder één kap) of kent een duidelijk onderscheid tussen het representatieve deel (woonhuis) en het bedrijfsdeel. De detaillering is eenvoudig maar verzorgd. Gevels uitvoeren met toepassing van baksteenachtige materialen in aardekleuren en/of hout. Daken met riet en/of gebakken pan (geen hoogglans). De vormbehandeling is geënt op de ambachtelijk-traditionele bouw. Bijgebouwen zijn ondergeschikt: bij boerderijen bij voorkeur op het achtererf (tenzij het een stookhok betreft) en aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt.
De welstandscommissie heeft haar advies gegeven op het bouwplan. Haar advies is opgenomen in de bijlage.
Groenvisie Noordenveld
In de Groenvisie Noordenveld (2002, Oranjewoud) wordt het huidige groen naar inrichting en beheer in beeld gebracht. Het plan legt voor de gemeente Noordenveld de groenstructuur en de gewenste kwaliteit voor het groen vast binnen de bebouwde kom. De Groenvisie wordt geactualiseerd.
Voor Westervelde wordt aangegeven welke identiteitsdragers het dorp kent. Deze karakteristieken zijn:
Om deze karakteristieken te behouden is het van groot belang dat groen wordt gezien als begeleiding en als verbinding met het landschap. Dit is terug te zien in de groene ruimtes in de woonomgeving en de woonstraten in Westervelde.
Het planvoornemen voorziet in een ondergeschikte uitbreiding van een bijgebouw aan de achterzijde van het perceel. Hierdoor komt de groenstructuur van Westervelde niet in gevaar en is het planvoornemen niet in strijd met de Groenvisie Noordenveld.
Landschapsbeleidsplan
Een belangrijke doelstelling van het Landschapsbeleidsplan Noordenveld is het behouden en herstellen van landschappelijke kwaliteiten en het versterken van identiteit en eigenheid van het buitengebied van de gemeente Noordenveld. Het voornemen vindt plaats in het dorp Westervelde, hierom is het Landschapsbeleidsplan niet relevant.
Archeologische waarden dienen op grond van de Monumentenwet/Erfgoedwet te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient dan ook rekening te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.
De gemeente Noordenveld beschikt over een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Het plangebied is op deze kaart aangeduid als terrein van hoge archeologische waarde. Echter is er voor ruimtelijke ontwikkeling onder de 100 m2 geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Ten aanzien van het voornemen treden er geen belemmeringen op voor het aspect archeologie als de vrijstellingsnorm van 100 m2 niet overschreden wordt.
Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie en dat het de financiële haalbaarheid van het plan niet in gevaar brengt.
In het verleden is er een historisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van nieuwbouw op het perceel Schoolstraat 22 (door Sigma Bouw & Milieu, d.d. 21-01-2004, rapportnummer 04-M2022). Uit dit onderzoek zijn geen voor bodemverontreiniging verdachte aspecten naar voren gekomen. Ook op basis van de huidige bij de gemeente aanwezige gegevens volgt dat de locatie onverdacht is voor bodemverontreiniging. Op basis van de bodemadvieskaart valt de bovengrond op de locatie onder kwaliteitsklasse Wonen.
Op basis van de bekende gegevens is er geen reden om te verwachten dat de kwaliteit van de bodem niet voldoet voor de toekomstige bestemming. Nader bodemonderzoek is voor het voorliggende bestemmingsplan niet noodzakelijk. Het aspect bodem levert geen belemmeringen op voor het onderhavig initiatief.
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
In het plangebied zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' vigerend. Deze dubbelbestemmingen hebben een sterk cultuurhistorische waarde. Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gelden voor dit plangebied de volgende regels:
De ondergeschikte uitbreiding van het bijgebouw aan de achterzijde van het perceel heeft geen invloed op de cultuurhistorische waarden van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.
Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' worden de volgende ruimtelijke kenmerken beschermd:
Deze ruimtelijke kenmerken worden niet aangetast door de ondergeschikte uitbreiding van het bijgebouw aan de achterzijde van het perceel. Het aspect cultuurhistorie levert geen belemmeringen op voor het onderhavig initiatief.
Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid (Omgevingsvisie en -verordening provincie Drenthe). De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden (Natura 2000).
Bij het uitvoeren van de sloop van een deel van de bestaande schuur dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van de aanwezigheid van broedvogels. Deze zijn beschermingswaardig in het kader van de Wet natuurbescherming. Het uitvoeren van de werkzaamheden dient hierdoor buiten de broedperiode (van circa 15 maart tot en met 15 augustus) plaats te gaan vinden.
Ter plaatse is geen sprake van bijzondere natuurwaarden en worden uitsluitend algemeen voorkomende soorten verwacht. Ook ligt het plangebied niet in of nabij de directe omgeving van een natuurgebied. Buiten de periode waarin de werkzaamheden niet plaats mogen vinden (van circa 15 maart tot en met 15 augustus) levert het aspect ecologie geen belemmeringen op voor het onderhavig initiatief.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten en provincies die milieuvergunningen verlenen of een bestemmingsplan maken, rekening te houden met externe veiligheid. Doel van het Bevi is individuele en groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Bij de toetsing moet gekeken worden naar twee soorten risico's: plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Hoe dichter bij de bron, hoe groter het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven met de PR 10-6 risicocontour. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat, in het geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen, in één keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk slachtoffer wordt. Hoe meer mensen nabij de bron, hoe groter het groepsrisico. Voor het groepsrisico wordt doorgaans de GR 10-5 risicocontour aangegeven.
De locatie is getoetst aan de professionele risicokaart. De dichtstbijzijnde risicobron is een hogedruk aardgastransportlijn van de Gasunie oostelijk gelegen op ruim 1 km van de Schoolstraat 22. Het invloedsgebied van de gasleiding bedraagt minder dan 200 m en het plangebied valt dus ruim buiten het invloedsgebied van de gasleiding.
Binnen het plangebied worden geen risicogevoelige functies gecreëerd. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het initiatief.
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg, gerekend vanuit de wegas, in acht moet worden genomen 200 m. Buiten de bebouwde kom bedraagt deze afstand voor tweestrookswegen 250 m. In geval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Het voornemen voorziet niet in het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing. Het aspect geluid levert geen belemmeringen op voor het initiatief.
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Het voornemen voorziet niet in het verhogen van verkeersstromen of andere emissiepunten. Hierdoor kan het initiatief gekenmerkt worden als 'niet in betekende mate' (NIBM). Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor het onderhavig initiatief.
Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten echter rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen.
Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. In deze handreiking zijn richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht.
Het voornemen voorziet niet in het realiseren van een milieugevoelige functie. Het aspect milieuzonering levert geen belemmeringen op voor het initiatief.
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
De watertoets is online uitgevoerd en ingediend op 24-04-2017 bij het Waterschap Noorderzijlvest. Uit het advies van Waterschap Noorderzijlvest blijkt dat het om een korte procedure gaat. Het verhard oppervlak neemt met minder dan 750 m2 toe. Watercompensatie kan hierdoor achterwege blijven. De drooglegging van het perceel levert ook geen problemen op voor het initiatief. Wel dient te worden vermeld dat eventuele regenwaterafvoer moet worden afgevoerd op de nabije sloten. Het aspect water levert geen belemmeringen op voor het initiatief. De ingevulde watertoets is als bijlage opgenomen.
De beoogde uitbreiding genereert geen verkeer of een parkeervraag. Het aspect verkeer levert geen belemmeringen op voor het onderhavig initiatief.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. Zowel de verbeelding als de regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012). Het bestemmingsplan bestaat uit:
Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting. Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.
Inleidende regels
De inleidende regels bestaan uit twee artikelen, namelijk de 'begrippen' en de 'wijze van meten'. In de begrippen zijn de noodzakelijke begripsomschrijvingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. Het artikel bevat definities om misverstanden te voorkomen. De wijze van meten regelt hoe er moet worden gemeten.
Bestemmingsregels
In dit bestemmingsplan worden de enkelbestemmingen 'Agrarisch met Waarden', 'Tuin' en 'Wonen' gehanteerd. Daarnaast gelden enkele dubbelbestemmingen, te weten: 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' en 'Waarde - Cultuurhistorie'. Onderstaand wordt per enkelbestemming besproken wat precies wordt geregeld. Vervolgens wordt nog kort ingegaan op de geldende dubbelbestemmingen.
Algemene regels
De algemene regels bestaan uit regels die gelden voor alle bestemmingen. Het gaat daarbij om de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en overige regels.
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk is het overgangsrecht geregeld en is de slotregel vastgelegd. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.
De kosten voor het plan komen ten laste van de initiatiefnemer. Er wordt een planschadeovereenkomst met de initiatiefnemer gesloten. De gemeente loopt door dit plan geen financiële risico's.
Het bestemmingsplan is ter beoordeling voorgelegd aan de overlegpartners, overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De resultaten van het vooroverleg zijn opgenomen in de Nota vooroverleg, zoals opgenomen in de Bijlage 3.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 16 november tot en met 27 december ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden zienswijzen kenbaar worden gemaakt bij de gemeenteraad. Er zijn tijdens deze periode geen zienswijzen ingediend.