direct naar inhoud van Regels
Plan: Herinrichting en uitbreiding zandwinning Amerika te Een
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2023BP093-ow01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het Bestemmingsplan Herinrichting en uitbreiding zandwinning Amerika te Een.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1699.2023BP093-ow01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door het houden van dieren.

1.6 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.7 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 Bedrijf

Een inrichting of instelling, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden werkactiviteiten daaronder niet begrepen.

1.9 Bedrijfsgebouw

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.10 Bedrijfswoning of dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.11 Bestaand gebruik

Het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Het bovenstaande geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming.

1.12 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 Bijgebouw

Een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.14 Boomgaard

Stuk grond, beplant met fruitbomen.

1.15 Bos

Bos gericht op houtproductie, natuurbehoud, recreatie en/of kwaliteit van het landschap, waarbij de verschijningsvorm als bos primair is.

1.16 Bosbouw

Het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en/of recreatie.

1.17 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping.

1.20 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.22 Bouwvlak (digitaal)

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.25 Dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.26 Erf

Een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ingericht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, dat in beginsel behoort tot het perceel waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat kan blijken uit de kadastrale gegevens en waarvan de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.27 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 Gebruik

Het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken.

1.29 Gebruiksmogelijkheden

De mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken.

1.30 Geluidzoneringplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.

1.31 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.32 Hoofdvorm

De hoofdvorm van het gebouw wordt bepaald door het bestaande gevelvlak, de goothoogte, de nokhoogte en de dakvorm.

1.33 Houtteelt

Het telen van hout gericht op uitsluitend de productie als onderdeel van een agrarisch bedrijf.

1.34 Hydrologische waarde

Geheel van infiltratie, kwel, dynamiek in waterstanden, ecologische waterkwaliteit en de op basis daarvan aanwezige natuurwaarden.

1.35 Kap

Een dakafdekking onder een hoek vanaf 15° met het horizontale vlak.

1.36 Kleinschalige duurzame energiewinning:

Winning van energie uit kleinschalige perceel gebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte.

1.37 Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur; bij de afweging van het begrip landschappelijke waarde zal de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsbeleidsplan van de gemeente Noordenveld steeds onderdeel van het toetsingskader zijn.

1.38 Milieusituatie

De waarde van een gebied in milieu hygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, (bodem)verontreiniging, licht en/of trilling.

1.39 Natuurlijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang; bij de afweging van het begrip natuurlijke waarde zal de landschaps- en beheersvisie steeds onderdeel van het toetsingskader zijn.

1.40 Natuurnetwerk Nederland

Een samenhangend netwerk van gebieden, dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen.

1.41 Peil
  • 1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.42 Recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.43 Tiny House

Een compacte woning met een klein oppervlak, die duurzaam en energieneutraal gebouwd wordt en bedoeld is voor kleinschalige verblijfsrecreatie.

1.44 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.

1.45 Verkeersveiligheid

De waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen, bochten en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers.

1.46 Weg

Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten, met dien verstande dat zelfstandige fiets- en voetpaden, brandgangen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voor openbaar verkeer openstaande paden hier niet onder worden begrepen.

1.47 Woning

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en uitsluitend bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Algemene regels

Alle maten zijn in meters (m) en voor:

  • 1. oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • 2. inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • 3. verhoudingen in procenten (%);
  • 4. hoek en/hellingen in graden (°).

In het plan wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Zandwinning

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Zandwinning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. zandwinning;
  • 2. met de daarbij behorende;
  • 3. gebouwen;
  • 4. terreinen, parkeervoorzieningen, water en watergangen, straten en paden;
  • 5. nutsvoorzieningen;
  • 6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 7. groenvoorzieningen;
  • 8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Geluidzoneringplichtige inrichtingen zijn niet in de bestemming begrepen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen ten dienste van zandwinning

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • 1. het bestemmingsvlak mag voor ten hoogste 1 % worden bebouwd;
  • 2. de bouwhoogte mag maximaal 9 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • 3. onder gebouwen zijn bedrijfswoningen niet begrepen;
  • 4. de afstand tot de perceelgrens bedraagt ten minste 3 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming mag niet meer dan 8 m bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • 3. de milieusituatie;
  • 4. het uitzicht van woningen;
  • 5. de verkeersveiligheid.

Nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid bestemming
  • 1. burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf - Zandwinning' wijzigen in de bestemming 'Natuur', waarbij de in artikel 4.1 genoemde definitieve bestemming van toepassing wordt;
  • 2. burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen en toestaan dat binnen de bestemming 'Bedrijf - Zandwinning' het gebruik van de gronden ten behoeve van Kleinschalige duurzame energie opwekking wordt toegestaan;
  • 3. burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen en toestaan dat binnen de bestemming 'Bedrijf - Zandwinning' het bouwen van een kleinschalige woon-/recreatieve verblijfsruimte met een vloeroppervlak van maximaal 28 m2 en maximaal 4 m hoog, die duurzaam en energieneutraal wordt gebouwd, in de vorm van 3 'tiny houses', mogelijk wordt gemaakt.
3.6 . Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid
  • 1. wijzigen van de bestemming, als bedoeld in artikel 3.5 lid 1, is slechts mogelijk indien minimaal 10 % van de bestemming 'Bedrijf - Zandwinning' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Natuur'. Na wijziging zijn de bepalingen van artikel 4 Natuur van toepassing;
  • 2. wijziging van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.5 lid 2, is slechts mogelijk indien de zandwinning is voltooid;
  • 3. wijziging van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.5, lid 3, is slechts mogelijk als de locaties waar totaal 3 tiny houses, met een vloeroppervlak van maximaal 28 m2 en maximaal 4 m hoog zijn voorzien , zijn gerealiseerd.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. bos, bosbouw en bestaande houtteelt;
  • 2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke en aardkundige waarden;
  • 3. water en watergangen;
  • 4. opslag van maaisel;
  • 5. agrarisch medegebruik ten behoeve van het natuurbeheer;
  • 6. recreatief medegebruik;
  • 7. opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken, ter plaatse van de aanduiding 'bos';
  • 8. met daaraan ondergeschikt;
  • 9. bestaand agrarisch gebruik;
  • 10. met de daarbij behorende;
  • 11. terreinen, parkeervoorzieningen, water en watergangen, straten en verharde en onverharde paden;
  • 12. nutsvoorzieningen, inclusief ondergrondse leidingen en kabels ten behoeve van het onderling verbinden van de installaties van de ondergrondse gasopslag;
  • 13. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • 14. kunstmatig aangelegde eiland(en).
4.1.1 Landschappelijke en natuurlijke waarden

Het behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden wordt nagestreefd door middel van behoud en herstel van de volgende kenmerken:

  • bossen, natuurkundig en cultuurhistorisch waardevol;
  • bossen van belang voor dagrecreatie;
  • goed ontwikkelde ecosystemen;
  • zeer diverse houtwallen die ook in natuurwetenschappelijke zin van belang zijn;
  • grote variatie in fauna: watervogels, ganzen, steltlopers, roofvogels, weidevogels, veel zoogdieren en amfibieën;
  • sloten, poelen en oeverstroken zijn soortenrijk;
  • open graslandgebied;
  • zeer weinig bebouwing.
4.1.2 Recreatief medegebruik

Het recreatief medegebruik is beperkt tot de inrichting en het gebruik van dag recreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden en picknickplaatsen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • 1. gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, met een maximale oppervlakte van 50 m² per gebouw, dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt. De maximale bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • 1. de hoogte van bouwwerken bedraagt niet meer dan 2 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanleggen van dag recreatieve voorzieningen, zoals voet-, fiets- en ruiterpaden en picknickplaatsen;
  • 2. het aanleggen van ondergrondse leidingen;
  • 3. het aanbrengen en verwijderen van lijnvormige beplantingen;
  • 4. egaliseren en diepploegen;
  • 5. het graven en dempen van sloten;
  • 6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • 9. het verharden en verwijderen van paden.
4.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

De in lid 4.3.1 bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft:

  • 1. die het normale onderhoud tot doel hebben;
  • 2. die in geval van lijnvormige beplantingen betrekking hebben op erfbeplanting;
  • 3. die ter uitvoering zijn van het bestemmingsplan;
  • 4. die reeds in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit plan.
4.3.3 Voorwaarden
  • 1. voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
  • 2. de in lid 4.3.1 bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 4.1.1 omschreven waarden;
  • 3. indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • 1. burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de bestemming Natuur in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden, uitsluitend in geval van wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur;
  • 2. burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen en toestaan dat binnen de bestemming 'Natuur' het bouwen van een kleinschalige woon-/recreatieve verblijfsruimte met een vloeroppervlak van maximaal 28 m2 en maximaal 4 m hoog, die duurzaam en energieneutraal wordt gebouwd, in de vorm van drie 'tiny houses', mogelijk wordt gemaakt.
4.5 Voorwaarden

Een besluit tot wijziging, zoals genoemd in artikel 4.4 lid 2, wordt niet genomen indien de wijziging leidt tot een onevenredige aantasting van de waarden zoals genoemd in lid 4.1.

4.6 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Hoofdstuk 3 algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Wegen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven.

6.2 Bestemmings- of bouwgrenzen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

6.3 Gebouwen van openbaar nut

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut zoals gemalen, transformatorstations, telefooncellen, wachthuisjes en dergelijke, tot een maximum inhoud van 75 m³ en een maximum bouwhoogte van 3 m, mits deze op zorgvuldige wijze landschappelijk worden ingepast.

6.4 Beheergebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het bouwen van beheergebouwen ten behoeve van het beheer van bos, natuur en landschap, met dien verstande dat:

  • 1. per 2.500.000 m2 (250 ha) te beheren object slechts één gebouw is toegestaan;
  • 2. er dient te worden gebouwd in één bouwlaag met kap;
  • 3. de inhoud ten hoogste 150 m³ mag bedragen;
  • 4. de goot- en bouwhoogte respectievelijk 3 m en 5 m mogen bedragen;
  • 5. onder het begrip beheergebouw bedrijfswoningen niet zijn begrepen.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Afstemming waterschap

Bij bouwen, dan wel het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden welke gevolgen kunnen hebben voor de waterhuishouding, wordt de waterbeherende instantie om advies gevraagd.

7.2 Afstemming welstandsnota

Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  • 1. de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte;
  • 2. de plaatsing op het bouwperceel.

Ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden tot het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:

  • de goot- en bouwhoogte van gebouwen met niet meer dan 15 % afwijken van de in dit plan toegestane goot- en bouwhoogte;
  • de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
7.3 Afstemming Landschapsbeleidsplan

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, dan wel toepassing te geven aan wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening wordt getoetst of de ontwikkeling past in het bebouwings- en landschapsbeeld, in de zin dat dit in overeenstemming dient te zijn met de Omgevingsvisie Noordenveld 2030 van de gemeente Noordenveld.

7.4 Afstemming Wet natuurbescherming

Voor activiteiten in dit bestemmingsplan waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist of waarbij toepassing wordt gegeven aan een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, dient - in de daarvoor in aanmerking komende situaties - te worden aangetoond dat zij - gelet op de instandhoudingsdoelstelling - afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten geen significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.

7.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van lid 8.1 onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1 onder a met maximaal 10 %.

Lid 8.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het lid 8.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 8.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 8.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Herinrichting en uitbreiding zandwinning Amerika te Een.