vastgesteld |
NL.IMRO.1699.2012BV002-vg01 |
Sinds 1 januari 2012 is het verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen over de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Cultureel erfgoed bestaat uit archeologische, historisch-(steden)bouwkundige en historisch-geografische aspecten. Een complete inventarisatie van cultureel erfgoed bevat daarom een beschrijving van deze drie waarden (voor zover aanwezig in een gebied).
Historisch-geografische waarden
Ontwikkeling van de historisch-ruimtelijke structuur van Norg
Norg kent een oude bewoningsgeschiedenis. Het dorp wordt voor het eerst in 1139 genoemd (Nurh of Nurech, later Norich) in een akte van de bisschop van Utrecht. De naam betekent 'het veld in het noorden' of 'het noorderveld'. Norg ligt namelijk ten noorden van het Norgerholt, een van de oudste bosrestanten van Nederland.
Norg kan worden aangemerkt als een esdorp. Rondom de kern liggen essen, waarvan de oudste dateren uit de periode 650-750 na Christus.
Het dorp Norg ontstaat in de middeleeuwen op de hoger gelegen zandgronden van het Drents Plateau. De gronden zijn geschikt voor akkerbouw, terwijl de beekdalen die in de winter onder water staan, worden gebruikt voor veeteelt. Er ontstaan in het gebied eenmansbedrijven die in groeperingen tot stand komen. Zo ontstaat Norg rond twee boerderijgroepen aan respectievelijk het Oost- en Westeind.
Rondom de brink bouwen de boeren hun boerderijen met erven, waarbij de brink de functie heeft voor de samenkomst van de dorpsgemeenschap. Op de brinken stonden vroeger ook schaapskooien. Met het verdwijnen van de schapen zijn ook deze schaapskooien veelal verdwenen.
Afbeelding 3. Bebouwingsbeeld 1902
Op dit moment is nog veel van de oude structuur te herkennen. Een en ander is te zien op het kaartbeeld van 1902.
Cultuurhistorische elementen
De agrarische gebieden in het oude buitengebied van Norg, die nu deel uitmaken van dit verordeningsgebied, zijn bestemd voor het agrarisch gebruik en zijn tevens aangemerkt als landschappelijk waardevol (bestemming Agrarisch met waarden). Het betreft in hoofdzaak de karakteristieke essen en esranden die een beschermingswaardig element zijn in het landschap rondom Norg.
In het verordeningsgebied zijn een aantal zandpaden aanwezig, veelal binnen de agrarische gebieden. Deze zandpaden (oude wegen die nooit zijn verhard) zijn aangemerkt als een cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol element in de overgang van de kern Norg naar het omringende gebied. Het betreft onder andere de Roeghoornweg, Zandvoort (ter hoogte van de Merelstraat gaat de verharde weg over in een onverharde weg) en het onverharde deel van de Schapendrift. Deze paden in het verordeningsgebied zijn specifiek aangeduid en hebben daarnaast een beschermende regeling gekregen. Aanvullend wordt hierbij opgemerkt dat ook de verharde delen van het historisch wegenpatroon een beschermende regeling hebben gekregen.
Het verordeningsgebied beschikt daarnaast over een beeldbepalende houtwallenstructuur. In de wijken aan de noord- en oostzijde zorgen deze houtwallen voor een landschappelijke sfeer en daarmee een geleidelijke overgang naar het landelijk gebied. Ook in de oudere woongebieden aan de westzijde van de kern (rond Zandvoort) zijn deze kenmerkende groenstructuren aanwezig. Ter behoud en bescherming van hun beeldbepalende karakteristiek zijn de houtwallen voorzien van een specifieke aanduiding.
Historisch-(steden)bouwkundige waarden
Zoals hiervoor reeds is geschetst, is Norg ontstaan in de middeleeuwen op de hoger gelegen zandgronden van het Drentse Plateau. Het dorp is ontstaan rond twee boerderijgroepen aan respectievelijk het Oosteind en het Westeind die gescheiden waren door een tussengebied.
Geleidelijk breiden beide kernen zich uit en rond de dertiende eeuw gaat het tussengebied deel uitmaken van het dorp.
Er ontstaat in het gebied behoefte aan andere functies dan agrarische, zoals scholen, winkels en bedrijven als een smederij en een klompenmakerij. Deze voorzieningen vestigen zich met name in Norg, waardoor het dorp langzamerhand een centrumfunctie krijgt.
In het midden van de dertiende eeuw wordt op de latere kerkbrink een kerk met zadeldaktoren gebouwd.
Norg is altijd een agrarisch dorp geweest, zonder noemenswaardige industrie. Wel bezit het dorp verschillende korenmolens, waarvan er twee zijn overgebleven: aan de Asserstraat (De Hoop (1857)) en aan het Westeind (De Noordenveld (1878)).
Rond 1950 bestaat het dorp uit boerderijen en burgerwoningen langs een zestal uitwaaierende wegen en een aantal straatjes ten westen van het Westeind en ten zuiden van het Oosteind. Vanaf de jaren vijftig hebben meer planmatige uitbreidingen plaatsgevonden. Norg heeft zich met name in noordwestelijke, westelijke en oostelijke richting uitgebreid.
De Steeg
De middeleeuwse structuur van een esdorp met hoofdzakelijk bebouwing in de vorm van (voormalige) boerderijen en een aantal brinken is in Norg nog duidelijk aanwezig. In het verordeningsgebied betreft dit het gebied rond de Steeg/Esweg. De (veelal) monumentale boerderijen en groenstructuren, waaronder de brink, geven een authentieke sfeer aan het gebied.
Dit gebied is dan ook aangemerkt als een cultuurhistorisch waardevol gebied. De opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen en een afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimten.
Het beeld wordt bepaald door kleine en iets grotere boerderijen. Deze zijn veelal voorzien van een lage gootlijn, kleine ramen aan de zijkant en rieten daken.
Op de erfgrenzen staan veelal beukenhagen en op sommige plekken ontbreekt een erfafscheiding en is sprake van een open grasstrook tussen de weg en bebouwing. Vooral de open en directe relatie tussen erf en openbaar gebied leidt tot de sfeer van informele gemeenschappelijkheid. Het behoud van de erven (met inbegrip van de voortuinen) is tevens een streven ter behoud van de oorspronkelijk agrarische sfeer.
In de jaren zeventig bestond dan ook het voornemen om het centrum van Norg, inclusief dit gebied, aan te wijzen als beschermd dorpsgezicht. Dit is echter nooit geëffectueerd.
Monumenten
In het verordeningsgebied komen een aantal rijksmonumenten voor en (overige) karakteristieke panden die in de vigerende bestemmingsplannen reeds als zodanig zijn aangemerkt.
Een omschrijving van de rijksmonumenten is opgenomen als bijlage bij de toelichting (bijlage 2 Rijksmonumenten). Deze monumenten zijn op de verbeelding aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding – monument'.
Daarnaast zijn de volgende panden aangemerkt als karakteristiek:
Deze panden zijn op de verbeelding aangeduid als 'karakteristiek'.
Molenbiotoop
Het gebied dat rechtstreeks de windvang van de molen beïnvloedt, vormt een belangrijk onderdeel van de molenbiotoop. De molenbiotoop reikt echter veel verder dan dat. De molenbiotoop omvat ook de cultuurhistorische interactie tussen de molen en de omgeving. De bijzondere ligging van een molen (markant, goed bereikbaar, maar soms ver van de bebouwde kom) is een prachtig aanknopingspunt om over de rol van die molen in het landschap na te denken.
Sommige ontwikkelingen vormen voor de molenbiotoop in enge zin geen directe bedreiging. Toch zorgen ze soms voor een aantasting van het landschap waarvan de molen onderdeel uitmaakt. Het is van belang ook in dergelijke situaties de molenbelangen scherp in het oog te houden. Hoe kunnen ontwikkelingen in het landschap worden ingepast zonder dat de historische waarde van het landschap wordt aangetast? Als onderdeel van een veel groter cultuurhistorisch complex kan een molen van grote waarde zijn.
In het verordeningsgebied ligt aan de Asserstraat 36 de molen 'De Hoop' (1857). Deze molen is van oudsher een korenmolen. De stellinghoogte van de molen bedraagt 6,2 m. Voorts ligt aan het Westeind 16, buiten het plangebied, de korenmolen 'Noordenveld' (1878). De stellinghoogte van deze molen bedraagt 6,9 m.
Van beide molens valt de bijbehorende molenbiotoop over het onderhavige verordeningsgebied. Deze molenbiotoop is aangeduid met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop'. Het doel van deze aanduiding is bescherming van de functie van de molen als werktuig en bescherming van de landschappelijke waarde van de molen.